HEY 3.3 Experimenteren: transport door celmembranen

3.3 Experimenteren: transport door celmembranen

Les 1
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.3 Experimenteren: transport door celmembranen

Les 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Zet de onderdelen van een natuurwetenschappelijk verslag in de juiste volgorde
Materiaal en methode
Resultaten en verwerking
Conclusie
Onderzoeksvraag
Discussie
Hypothese

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Onderzoek naar kieming van zaden.
Zie proefopstelling in de afbeelding: 4 petrischalen met verschillende omstandigheden.
Is dit een geschikte opstelling voor het onderzoeken naar de invloed van verlichtingssterkte op de kieming.?

A
Ja, er worden twee verschillende verlichtingssterkten gebruikt.
B
Nee, want er zijn slechts twee verlichtingssterkten, dat is te weinig
C
Ja, want er zijn voldoende zaden om valide onderzoek te doen.
D
Nee, want er zijn 2 variabelen dus het onderzoek is niet valide

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerkcheck
3.2 Onderzoeksvraag: Hoe rem je voedselbederf?
Blz. 83 - 87
Maken: opdr. 24 t/m 32

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Je beschrijft verschillende manieren van membraantransport.
Je verklaart de veranderingen bij een plantencel in een omgeving met een afwijkende osmotische waarde.
Je verklaart de veranderingen bij een dierlijke cel die in een omgeving komt met een afwijkende osmotische waarde.
Je legt uit hoe osmose de houdbaarheid van voedsel kan verlengen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Transport door het celmembraan

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Transport
Passief transport
  • kost geen energie
  • van hoge naar lage concentratie (berg af)

Actief
transport:
  • kost energie
  • van lage naar hoge concentratie (berg op)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Diffusie door membranen:

  • Bij een permeabel membraan is er diffusie
  • Passief transport
  • Nettotransport van hoge naar lage concentratie

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Diffusie

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Passief transport
Andere manier van passief transport d.m.v. transportkanaaltjes:
           membraaneiwitten met een transportfunctie. 

Voor ionentransport (Na+, K+, Ca+) zijn ionkanaaltjes.
           sluiten of openen van ionkanalen kan de cel reguleren. 

Slide 10 - Slide

Een cel kan op een aantal manieren stoffen door het membraan transporteren. Stoffen kunnen verplaatsen van een hoge naar een lage concentratie van die stof. Het transport vindt dan plaats met het concentratieverval mee. Voor deze vorm van transport is geen energie nodig. Dit noem je daarom passief transport. Diffusie en osmose zijn voorbeelden van passief transport.
Het transport van stoffen via de fosfolipiden in een membraan gaat altijd van een hoge naar een lage concentratie. Dat geldt ook voor het transport via transportkanaaltjes zoals aquaporines. Transportkanaaltjes zijn membraaneiwitten met een transportfunctie. Voor het ionentransport van bijvoorbeeld Na+, K+ en Ca+, bestaan ionkanaaltjes. Een cel kan de opname van een stof reguleren door een ionkanaaltje te sluiten of juist te openen. Dat kan bijvoorbeeld doordat een bepaalde stof aan het kanaaltje bindt. Hierdoor verandert de vorm van het kanaaltje en wordt het ionkanaal ondoorlaatbaar of juist doorlaatbaar voor een bepaalde soort moleculen (zie afbeelding 56).
 Osmose 
voor                               na

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Osmose
Let op!
Osmose is een passief proces. Het water gaat van de kant met een lage concentratie opgeloste stoffen (dus hoge concentratie water) naar de kant met hoge concentratie opgeloste stoffen (dus lage concentratie water).

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Actief transport

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Endosytose vs Exosytose
Endocytose, Exocytose

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke eigenschap van het celmembraan is juist?
A
Alle stoffen kunnen het celmembraan passeren
B
Geen enkele stof kan het celmembraan passeren
C
Sommige stoffen kunnen het celmembraan passeren
D
Alleen water kan het celmembraan passeren

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Als transport door het celmembraan energie kost, dan heet dit
A
Passief transport
B
Agressief transport
C
Actief transport
D
Diffusie

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Bij osmose gaat het water transport in de richting van de ... concentratie zoutdeeltjes

A
Hoogste
B
Laagste

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak over passief transport is waar?
A
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
B
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.
C
Passief transport kost energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
D
Passief transport kost energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
3.3 Experimenteren: transport door celmembranen
Blz. 88 - 93
Maken: opdr. 34 t/m 41

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

3.3 Experimenteren: transport door celmembranen

Les 2

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Huiswerkcheck
3.3 Experimenteren: transport door celmembranen
Blz. 88 - 93
Maken: opdr. 34 t/m 41

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Je beschrijft verschillende manieren van membraantransport.
Je verklaart de veranderingen bij een plantencel in een omgeving met een afwijkende osmotische waarde.
Je verklaart de veranderingen bij een dierlijke cel die in een omgeving komt met een afwijkende osmotische waarde.
Je legt uit hoe osmose de houdbaarheid van voedsel kan verlengen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Transport door membranen
  • Diffusie en osmose spelen een belangrijke rol bij het transport in cellen van organismen.
  • Voor osmose op hoog tempo zijn waterkanaaltjes nodig
  • Celmembranen zijn semipermeabel.
  • Dit zijn speciale eiwitten voor het transport van watermoleculen nodig. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij dierlijke cellen
  • Dierlijke cellen hebben geen celwand, dus osmose kan een desastreus effect hebben op dierlijke cellen.
  • Hypotoon: Osmotische waarde omgeving is lager dan cytoplasma

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij dierlijke cellen
  • Dierlijke cellen hebben geen celwand, dus osmose kan een desastreus effect hebben op dierlijke cellen.
  • Hypotoon: Osmotische waarde omgeving is lager dan cytoplasma

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij dierlijke cellen
  • Dierlijke cellen hebben geen celwand, dus osmose kan een desastreus effect hebben op dierlijke cellen.
  • Hypotoon: Osmotische waarde omgeving is lager dan cytoplasma
  • Isotoon: Osmotische waarde omgeving is gelijk aan cytoplasma

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij dierlijke cellen
  • Dierlijke cellen hebben geen celwand, dus osmose kan een desastreus effect hebben op dierlijke cellen.
  • Hypotoon: Osmotische waarde omgeving is lager dan cytoplasma
  • Isotoon: Osmotische waarde omgeving is gelijk aan cytoplasma

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij dierlijke cellen
  • Dierlijke cellen hebben geen celwand, dus osmose kan een desastreus effect hebben op dierlijke cellen.
  • Hypotoon: Osmotische waarde omgeving is lager dan cytoplasma
  • Isotoon: Osmotische waarde omgeving is gelijk aan cytoplasma
  • Hypertoon: Osmotische waarde omgeving is hoger dan cytoplasma

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij dierlijke cellen
  • Dierlijke cellen hebben geen celwand, dus osmose kan een desastreus effect hebben op dierlijke cellen.
  • Hypotoon: Osmotische waarde omgeving is lager dan cytoplasma
  • Isotoon: Osmotische waarde omgeving is gelijk aan cytoplasma
  • Hypertoon: Osmotische waarde omgeving is hoger dan cytoplasma

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij planten
  • Celwanden van planten zijn  volledig permeabel
  • Osmotische waarde in de celwanden = osmotische waarde van het water in de ruimte tussen de cellen
  • Planten krijgen stevigheid in een hypotone omgeving

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij planten
  • Celwanden van planten zijn  volledig permeabel
  • Osmotische waarde in de celwanden = osmotische waarde van het water in de ruimte tussen de cellen
  • Planten krijgen stevigheid in een hypotone omgeving

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij planten
  • Celwanden van planten zijn  volledig permeabel
  • Osmotische waarde in de celwanden = osmotische waarde van het water in de ruimte tussen de cellen
  • Planten krijgen stevigheid in een hypotone omgeving
  • Planten worden slap in een hypertone omgeving

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Osmose bij planten
  • Celwanden van planten zijn  volledig permeabel
  • Osmotische waarde in de celwanden = osmotische waarde van het water in de ruimte tussen de cellen
  • Planten krijgen stevigheid in een hypotone omgeving
  • Planten worden slap in een hypertone omgeving

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Turgor
Plasmolyse

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Turgor

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Nogmaals: Osmose
Hypertoon: hogere concentratie (= hogere osmotische waarde)

Isotoon: gelijke concentratie 
(= gelijke osmotische waarde)

Hypotoon: lagere concentratie (= lagere osmotische waarde)

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Verplaatsing van zoutmoleculen van een hoge concentratie naar een lage concentratie is een vorm van
A
Osmose
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Fagocytose

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Verplaatsing van water over een membraan van een lage osmotische waarde naar een hoge osmotische waarde
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.
A
A: water B: meest
B
A: water B: minste
C
A: opgeloste stoffen B: meeste
D
A: opgeloste stoffen B: minste

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Kalium ionen (roze) bewegen de cel uit (naar links) door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Niet waar
Waar
Transport door blaasjes kunnen zowel van binnen de cel naar buiten worden gebracht als andersom.
Bij actief transport worden stoffen van een hoge naar een lage concentratie verplaatst.
Bij passief transport is geen energie nodig en bij actief transport wel.
Transporteiwitten kunnen alleen voor actief transport gebruikt worden.
Passief transport vindt plaats door diffusie, osmose en transporteiwitten.
Osmose vindt plaats als sommige moleculen de semipermeabele wand wel kunnen passeren en andere niet, waardoor er een verschil in waterniveau ontstaat.
Diffusie vindt alleen plaats door een semipermeabele wand.

Slide 42 - Drag question

This item has no instructions

Leerdoelen 3.3

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

3.3 Experimenteren: transport door celmembranen
Blz. 88 - 93
Maken: opdr. 42 t/m 51
Aan de slag!

Slide 44 - Slide

This item has no instructions