H3.1 + 3.2 - formatief

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wat zijn constante kosten

1. Kosten die variëren met de productieomvang
2. Kosten die niet variëren met de productieomvang
3. Kosten die afhankelijk zijn van de productieomvang
4. Kosten die veranderen als er meer of minder geproduceerd wordt

Waaruit bestaan de totale kosten

1. TK= TVK + TCK
2. TK = TVK + GVK
3. TK = GCK + GVK
4. TK = TCK + GCK

Hoe bereken je de gemiddelde kosten

1. GTK = TCK + TVK
2. GTK = ( TCK + TVK) /q
3. GTK = (GCK+ GVK ) * q
4. GTK = TK * q

Wat zijn progressief variabele kosten

1. Als de variabele kosten bij elke productie hetzelfde zijn
2. Als de variabele kosten gelijk zijn aan de marginale kosten
3. Als de variabele kosten bij elk volgend product hoger liggen dan het product ervoor
4. Als de GVK altijd hetzelfde zijn

Wat zijn marginale kosten

1. De extra kosten die gemaakt worden in Sinterklaastijd
2. De extra kosten die gemaakt worden als er meer vraag is naar goederen en dienstten
3. De extra kosten die gemaakt worden bij de productie van één extra product
4. De extra kosten die gemaakt worden als de totale productie toeneemn

1. Dit is de GCK lijn
2. Dit is de GVK lijn bij proportioneel variabel kosten
3. Dit is de MK lijn bij degressieve variabele kosten
4. Dit is de GTK lijn

Wat is de break-even afzet?

1. 4.000.000
2. 50.000
3. 2.500.000
4. 5.000.000

Twee beweringen over break-even.
I. Als de opbrengst per stuk of gereden/verkochte taxikilometer daalt, daalt de break-evenafzet.
II. Als de totale constante kosten stijgen, stijgt de break-evenafzet. Welke bewering(en) is/zijn goed?

1. Beide zijn goed
2. I is goed en II is fout
3. I is fout en II is goed
4. Beide zijn fout

break-evenafzet bereken je door:

1. to-tk
2. to=tk
3. mo-mk
4. mo=mk

TO=45Q
TK =42Q+150.000
Hoeveel is de break-evenafzet?

1. 50.000
2. 3334
3. 1.724
4. 5.000