MTH, leerjaar 3, herhling 2021-2022, les 7

Tetanus
1 / 23
next
Slide 1: Slide
MTHMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Tetanus

Slide 1 - Slide

Tetanus.

  • Tetanus krijg je door de bacterie Clostridium tetani.
  • De bacterie heeft de vorm van een staaf.
  • Hij kan overleven in een omgeving waar weinig zuurstof is. Daarom noem je hem anaeroob.
  • De tetanusbacterie gaat zelf dood wanneer te veel zuurstof in de omgeving zit.  

Slide 2 - Slide

  • De tetanusbacterie kan sporen maken.
  • Sporen zijn bacteriën die ‘slapen’.
  • Dit doen ze als de omgeving niet fijn is om in te leven. Wanneer de omgeving wel weer fijn is om in te leven, komen de sporen weer tot leven.
  • Op die manier kunnen sporen bijvoorbeeld overleven in een omgeving met grote verschillen in temperatuur.

Slide 3 - Slide

  • De sporen van de tetanusbacterie zitten in de bovenste lagen van de grond, vooral op vuile straten. 
  • Daarnaast kunnen de sporen in het maag-darmkanaal van zoogdieren zitten. 

Slide 4 - Slide

Diagnostiek.

  • Tetanus is een klinische diagnose: d.w.z. dat een arts de diagnose tetanus kan stellen zonder aanvullend onderzoek te doen.
  • Alleen een anamnese, waarbij de arts vraagt naar typische symptomen en lichamelijk onderzoek zijn genoeg om de ziekte vast te stellen. 
  • Het is belangrijk om te vragen of de patiënt eerder is gevaccineerd.

Slide 5 - Slide

  • Gifstoffen heten ook wel toxinen.
  • Een andere naam voor de gifstoffen van de tetanusbacterie is tetanospasminen.



Slide 6 - Slide

Behandeling.

Zonder behandeling is er kans op overlijden.
De behandeling bij besmetting bestaat uit de volgende onderdelen:
  • het schoonmaken van de wond zodat de bacteriën die in de wond zitten worden verwijderd en gedood.
  • het onschadelijk maken van de toxinen die de bacterie maakt door vaccineren.
  • het geven van ondersteunende zorg en medicatie. 

Slide 7 - Slide

Het doden en verwijderen van bacteriën die in de wond zitten.  
  • De vuile delen van de wond worden met een chirurgisch mesje weggesneden; 
  • De wond wordt schoongemaakt met NaCl 0,9%; 
  • De wond wordt niet afgedekt met bijvoorbeeld een pleister of verbandje. 


Slide 8 - Slide

Het onschadelijk maken van de toxinen die de bacterie maakt. 
  • Er wordt een injectie met een hoge dosis antistoffen in de spier gegeven. 
       Deze antistoffen heten ook wel tetanus-immunoglobuline (TIG). 
  • Soms krijg wordt de injectie in het ruggenmerg gegeven. Dit noem je intrathecaal

Slide 9 - Slide

Het geven van ondersteunende zorg en medicatie. 
  • beademing; 
  • kalmeringstabletten; 
  • pijnstillers;
  • spierverslappers.  
Het is belangrijk dat men zo weinig mogelijk prikkels krijgt. 
Sensaties als kou, geluid en aanrakingen moeten dus voorkomen worden. 
Zij kunnen zorgen voor pijnlijke krampen van de spieren.

Slide 10 - Slide

Immunisatie
Primaire preventie: voorkomen dat gezonde mensen een bepaalde ziekte krijgen. 
Bij de primaire preventie van tetanus is immunisatie belangrijk. 

Immunisatie: zorgen dat iemand niet vatbaar is voor een ziekte. Die persoon is dan immuun. 
Immunisatie kan actief of passief gebeuren. 

Slide 11 - Slide

Passieve immunisatie 
  • bij besmetting of kans op besmetting.
  • injectie met ‘kant-en-klare’ antistoffen. 
  • deze antistoffen beschermen je meteen. 
  • kortdurende bescherming.
  • Tetanus-immunoglobuline .

Slide 12 - Slide

Actieve immunisatie
  • kan preventief worden gegeven of na een besmetting.
  • injectie met verzwakte of dode ziekteverwekkers, delen van ziekteverwekkers of onschadelijk gemaakte gifstoffen. 
  • lichaam reageert door zelf antistoffen aan te maken. 
  • langdurige bescherming.
  • Tetanustoxoïd.



Slide 13 - Slide

Vaccinatie met Tetanustoxoïd.

  • alle kinderen sinds 1950.
  • zit in het Rijksvaccinatieprogramma.
  • basisimmunisatie: tot eind eerste levensjaar 4 vaccinaties met Tetanustoxoïd.
  • op 4e en 9e levensjaar nogmaals een vaccinatie met Tetanustoxoïd.
  • Bescherming tot 19e levensjaar.

Slide 14 - Slide

  • als iemand niet heeft meegedaan aan vaccinatieprogramma dan krijgt hij de vaccinaties in een bepaald schema.
  • tussen de eerste en de tweede vaccinatie zit een periode van ongeveer een maand (vier tot vijf weken).
  • de derde injectie wordt minstens een half jaar na de tweede vaccinatie gegeven. 
     Dit schema heet het 0-1-7-schema.
  • bij een mogelijke besmetting na 10 jaar: weer een vaccinatie.


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Immuundeficiëntie:
een niet of niet goed functionerend immuunsysteem (afweersysteem), veroorzaakt door een ziekte of door medicijnen die een patiënt gebruikt.

Immuungecompromitteerd:
een patiënt met een immuundeficiëntie.

Slide 17 - Slide

Immuungecompromitteerde patiënten:

  • meestal verworven afweerstoornissen die onder andere bij gebruik van immuunsuppressiva (onderdrukkers van het afweersysteem) kunnen optreden.


Slide 18 - Slide

Patiënten krijgen immuunsuppressieve medicatie voor de behandeling van chronisch inflammatoire aandoeningen zoals:
• reumatoïde artritis,
• Systemische Lupus Erythematodes (SLE),
• de ziekte van Crohn,
• colitis ulcerosa (inflammatory bowel disease, IBD)
• psoriasis.

Slide 19 - Slide

Bijvoorbeeld bij:
- reumatoïde artritis,
- de ziekte van Crohn,
- colitis ulcerosa
- transplantatie van organen of na 
   stamceltransplantatie,
- tijdens chemotherapie,
- door hiv-infectie.

Slide 20 - Slide

Zo snel mogelijk na verwonding toedienen.

• De incubatieperiode van tetanus is 24 uur tot 3 weken.
• TIG en tetanusvaccinatie daarom zo snel mogelijk na
  de verwonding toedienen.
• Bij latere presentatie is het nog zinvol om dit tot 21
  dagen na de verwonding te doen.

Slide 21 - Slide

Risicogroepen:

  • Personen met diepe, uitgebreide en/of verontreinigde wonden, bijtwonden, in het bijzonder ook grotere tweede- en derdegraads brandwonden
  • Drugsgebruikers.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video