Les 4 A2



Hoe gaat het met je?
 Check in
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson



Hoe gaat het met je?
 Check in

Slide 1 - Slide

Les 4
1.  Spreekoefening Wat zie je?  en praatplaat
2. Spreekoefening de wereld 
3. Grammatica bijvoeglijk naamwoord
4. Stukje lezen
volgende les: 
huiswerk: Leestekst nieuwsbegrip

Slide 2 - Slide

leerdoelen
✅ Je kan beschrijven wat je ziet.
✅ Je leert werkwoorden oefenen en gebruiken.
✅ Je kan meubels benoemen en een email schrijven.
✅ Je leert de grammatica van bijvoeglijke naamwoorden.
✅ Je kan over het weer praten.
✅ Je leert een tekst lezen en begrijpen.

Slide 3 - Slide

Wat hoor je buiten? Wat hoor je binnen?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Grammatica: Bijvoeglijk naamwoord
a. de vriend is betrouwbaar - de ...... vriend
b. het gezellige feest - een ...... feest
c. de vriendelijke meneer - een ...... meneer

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Belangrijke regels

Slide 11 - Slide

Spreekoefening
Wat zijn jouw hobby’s en waarom vind je die leuk?

Kun je een moment beschrijven waarop je trots was op jezelf?

Wat doe jij om milieubewust te leven? Heb je tips voor anderen?

Slide 12 - Slide

Spreekoefening
Hoe zou jij de wereld van vandaag beschrijven in drie woorden? Waarom kies je deze woorden?

Slide 13 - Slide

Kies twee van de volgende onderwerpen en vertel wat er veranderd is in de laatste 20 jaar. Geef voorbeelden.
Technologie
Klimaat en milieu
Werk en economie
Communicatie
Reizen en transport
Opleiding en onderwijs

Slide 14 - Slide

 Persoonlijke mening
Beantwoord  één van de volgende stellingen en geef minstens twee argumenten voor of tegen.

"Technologie maakt ons leven beter."
"De wereld ontwikkelt zich te snel."
"Jongeren zijn zich meer bewust van de wereldproblemen dan vroeger."
"Globalisering is positief voor de wereld."

Slide 15 - Slide

 Persoonlijke mening
Wat hoop jij voor de wereld in de toekomst? Noem één positieve ontwikkeling die je zou willen zien, en leg uit waarom.

Slide 16 - Slide

Waar ben ik?

Slide 17 - Slide

Deze stad staat bekend om zijn vele grachten en smalle huizen met grote ramen. Er fietsen hier meer mensen dan dat er auto’s rijden. Toeristen bezoeken vaak het museum van een beroemde schilder met een afgehakt oor. (Amsterdam)

Dit land ligt in Zuid-Amerika en heeft een grote jungle met veel wilde dieren. De mensen spreken hier Portugees, en het land is beroemd om zijn carnaval en voetbal. (Brazilië)

Deze plek is vaak druk en mensen komen hier om snel iets te eten of drinken. Je moet door een controle voordat je verder mag. Er zijn grote schermen met vertrektijden, en je hoort vaak omroepen in verschillende talen. (Luchthaven / vliegveld)

Deze stad heeft een beroemde toren die eigenlijk scheef staat. Het ligt in een land waar je veel pasta en pizza kunt eten. Veel toeristen maken hier een grappige foto waarin ze doen alsof ze de toren vasthouden. (Pisa, Italië)

Dit gebied is erg koud en er leven bijna geen mensen. Je ziet hier vooral ijs, sneeuw en pinguïns. Wetenschappers komen hier om onderzoek te doen, maar verder wonen er geen mensen. (Antarctica)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Zoek de fouten
Gisteren heb ik me vriendin in de stad ontmoet. We loopte samen door de winkelstraat en keken naar kleding. Daarna besloten we om ergens te gaan eten, maar de restaurant was gesloten. Ik bestelde een pannenkoek en zij nam een soepje. We heb gezeten op het terras en lang gekletst. Volgende week gaan we naar de bioscoop gekijkt.

Slide 20 - Slide

leerdoelen
✅ Je kan beschrijven wat je ziet.
✅ Je leert werkwoorden oefenen en gebruiken.
✅ Je kan meubels benoemen en een email schrijven.
✅ Je leert de grammatica van bijvoeglijke naamwoorden.
✅ Je kan over het weer praten.
✅ Je leert een tekst lezen en begrijpen.

Slide 21 - Slide

Wat heb je geleerd?
- Wat vond je van de les?
- Wat wil je volgende week leren?

Slide 22 - Slide