Kapitel 1, Lektion 1

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1,2

Wilkommen zurück

Lernziele ERK (A1)

Je kent de tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden 

Je kent de persoonlijke voornaamwoorden in de eerste naamval

Wat is de stam van het werkwoord reisen?

Wat is de stam van het werkwoord heißen?

Na welke Duitse persoonlijke voornaamwoorden gebruik je het hele werkwoord (bijvoorbeeld wohnen)?

Übersetze die Sätze. Benutze dazu Grammatik A und B. 

Ich wohne in Berlin.

Kommst du aus Hamburg?

Es regnet.

Wir kommen aus Deutschland.

Ihr spielt ein Spiel.

Essen Sie gern Spaghetti?

Ergänze die richtige Endung. 

Wir kauf... einen Hund

1. t
2. st
3. en
4. e

Er leb... in Köln.

1. en
2. t
3. st
4. ten

Mach... du bitte deine Hausaufgaben?

1. st
2. en
3. t
4. test

Benni koch... eine Suppe

1. test
2. t
3. en
4. e

Der Rock pass... meiner Schwester gut.

1. en
2. e
3. st
4. t

Übersetze die Formen.

Ik woon in Hamburg.

Zij heten Tim und Tom.

Men groet hier iedereen (hier jeden).

Jullie komen uit Oostenrijk, toch? (aus Österreich, oder?)