Ontwikkelingspsychologie (herhaling/oefentoets)

Ontwikkelingspsychologie
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontwikkelingspsychologie

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De toets
  • Schoolweek 38, check even bij mij of bij je studiecoach of je ingeschreven staat.
  •  theorieboek ‘Methodiek MZ’ van Traject:
Thema 2 hoofdstuk 3 t/m 7
  • Schriftelijke toets (open vragen, meerkeuzevragen, invulzinnen, enzovoort).

Slide 3 - Slide

Wat weten jullie nog over ontwikkelingspsychologie?

Slide 4 - Mind map

Vraag 1: Wat betekent ontwikkelingspsychologie?

Slide 5 - Open question

1. Antwoord: wat betekent ontwikkelingspsychologie?

De wetenschap die het gedrag bestudeert van de mens in de verschillende fasen van zijn ontwikkeling.

Slide 6 - Slide

Vraag 2: Wanneer sprake is van vooruitgang, dan zijn drie processen daarvoor verantwoordelijk. Welke 3 processen zijn dat?

Slide 7 - Open question

2. Antwoord: Wanneer sprake is van vooruitgang, dan zijn drie processen daarvoor verantwoordelijk. Welke 3 processen zijn dat?

Groeiprocessen: lichamelijke groei die het gevolg is van celdeling.
Leerprocessen: het verwerven van theoretische, praktische en sociaal emotionele kennis en vaardigheden.
Rijpingsprocessen: dit is het ‘ergens aan toe zijn’. Je bent eraan toe om wel of niet iets te leren.

Slide 8 - Slide

Vraag 3: Bij het ontwikkelingsaspect 'persoonlijke ontwikkeling' hoort de ontwikkeling van mannelijk en vrouwelijk gedrag. Is dit waar of niet waar?
WAAR
NIET WAAR

Slide 9 - Poll

3. Antwoord: Bij het ontwikkelingsaspect 'persoonlijke ontwikkeling' hoort de ontwikkeling van mannelijk en vrouwelijk gedrag. Is dit waar of niet waar? 



Dit is waar

Slide 10 - Slide

Vraag 4: kies het juiste begrip wat past bij de zin. Dit zijn stappen die ieder kind in zijn ontwikkeling moet nemen om een stap verder te komen in die ontwikkeling.
A
Ontwikkelingsfasen
B
Ontwikkelingsaspecten
C
Ontwikkelingstaken
D
Ontwikkelingsfactoren

Slide 11 - Quiz

4. Antwoord. kies het juiste begrip wat past bij de zin. Dit zijn stappen die ieder kind in zijn ontwikkeling moet nemen om een stap verder te komen in die ontwikkeling.


Antwoord C - Ontwikkelingstaken

Voorbeeld: Een baby moet eerst leren zitten en dan optrekken en staan, pas daarna kan hij leren lopen.

Slide 12 - Slide

Vraag 5: Wat wordt bedoeld met de cognitieve ontwikkeling?

Slide 13 - Open question

5. Antwoord: Wat wordt bedoeld met de cognitieve ontwikkeling?
- ontwikkeling van het denken (en het geheugen en de taal)
- verstandelijke ontwikkeling
- mentale ontwikkeling
- ontwikkeling van kennis, inzicht en redeneren
- ontwikkeling van kennis, leren en geheugen

Slide 14 - Slide

Herhaling theorie
Ontwikkelingsfasen: Periodes die in het leven van de mens onderscheiden kunnen worden. Bij elke periode horen specifieke gedragingen.

Slide 15 - Slide

Ontwikkelingsfasen
Ongeboren kind (de prenatale fase; 40 weken)
Zuigeling (0 tot 18 maanden)
Peuter (18 maanden – 4 jaar)
Kleuter (4-6 jaar)
Schoolkind (6-12 jaar)
Puber (12-17 jaar)
Adolescent (17-25 jaar)
Volwassene (25-67 jaar)
Oudere mens (67 jaar en ouder)

Slide 16 - Slide

Ontwikkelingstaken
  • Ontwikkelingstaken zijn stappen die ieder kind (0-19 jaar) in zijn ontwikkeling moet nemen om een stap verder te komen in die ontwikkeling.
  • Ontwikkelingstaken borduren dus op elkaar voort. Door een kind of jongere taken en activiteiten aan te bieden die hij nét nog niet aankan, help je hem verder te komen in zijn ontwikkeling.

Slide 17 - Slide

Ontwikkelingsaspecten
  • Wanneer je je verdiept in de ontwikkeling van de mens, dan is het handig om uit te gaan van verschillende deelaspecten binnen die ontwikkeling: de ontwikkelingsaspecten. 

Slide 18 - Slide

Ontwikkelingsaspecten
Lichamelijke ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling (verstandelijke ontwikkeling)
Sociale ontwikkeling
Persoonlijkheidsontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Seksuele ontwikkeling

Slide 19 - Slide

Factoren die de ontwikkeling bepalen
Interne factoren: uitgaande van bijvoorbeeld: temperament, huidskleur, bepaalde erfelijke ziektes.

Externe factoren: uitgaande van bijvoorbeeld: dialect praten.
Zelfbepaling: uitgaande van bijvoorbeeld: keuze om deze opleiding te volgen, houden van bepaalde muziek


Slide 20 - Slide

Vraag 6. Het spelen van een spelletje tikkertje bevordert de ontwikkeling van schoolkinderen. Leg uit waarom tikkertje goed is en koppel dit aan een ontwikkelingsaspect.

Slide 21 - Open question

6. Antwoord: Het spelen van een spelletje tikkertje bevordert de ontwikkeling van schoolkinderen. Leg uit waarom tikkertje goed is en koppel dit aan een ontwikkelingsaspect.





Lichamelijke ontwikkeling: Rennen en iemand tikken is oefenen van de motoriek, je oefent kracht en uithoudingsvermogen. Of een antwoord van gelijke strekking.

Slide 22 - Slide

6. antwoord
Cognitieve ontwikkeling: Tactiek/spelinzicht ontwikkelen, spelregels leren maken, leren wat spelregels zijn. Of een antwoord van gelijke strekking.
Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling: Leren samenspelen, afspraken maken, zelfvertrouwen krijgen, omgaan met elkaar, bij een groep horen, ontdekken van je persoonlijkheid bij een spel.

Slide 23 - Slide

6. antwoord
Emotionele ontwikkeling: Leren omgaan met emoties/verlies/winnen, vertrouwen hebben in anderen of een antwoord van gelijke strekking.

Slide 24 - Slide

7. Geef voorbeelden van externe factoren

Slide 25 - Mind map

7. Geef voorbeelden van externe factoren
- gezin
- vriendengroep
- scheiding van ouders
- overlijden in je directe omgeving
- traumatische gebeurtenis
- opgroeien in rijkdom/armoede
- de buurt
- wel/geen mogelijkheden om sport enz. te beoefenen
- de tijd waarin je leeft en opgroeit (millenniumkinderen)
- de waarden en normen van je ouders / van je samenleving

Slide 26 - Slide

Vraag 8. Baby’s en peuters leren dingen op drie manieren. Een van die manieren is ‘ervaringsleren’.
Leg uit wat ervaringsleren is.

Slide 27 - Open question

8. Antwoord: Baby’s en peuters leren dingen op drie manieren. Een van die manieren is ‘ervaringsleren’.
Leg uit wat ervaringsleren is. 


Het kind leert de dingen door ze zelf te doen

Slide 28 - Slide

Vraag 9. Peuters spelen graag alleen en houden van imitatiespel.
Leg kort uit waarom peuters nog niet kunnen samenspelen.

Slide 29 - Open question

Vraag 9. Peuters spelen graag alleen en houden van imitatiespel.
Leg kort uit waarom peuters nog niet kunnen samenspelen.
- De peuter is nog niet in staat zich in een ander te verplaatsen.
- De peuter is egocentrisch / op zichzelf gericht.

Slide 30 - Slide

Vraag 10. Noem twee kenmerken van de lichamelijke ontwikkeling van kleuters.

Slide 31 - Open question

10. Antwoord Noem twee kenmerken van de lichamelijke ontwikkeling van kleuters.
- ontwikkeling / verbetering van de fijne motoriek
- ontwikkeling / vooruitgang grove motoriek
- betere beheersing eigen lichaam (b.v. met klimmen)
- mollige vingers verdwijnen

Slide 32 - Slide

Vraag 11. In sociaal opzicht leeft een schoolkind in drie milieus.
Noem de drie milieus.

Slide 33 - Open question

11. Antwoord. In sociaal opzicht leeft een schoolkind in drie milieus.
Noem de drie milieus.

-thuis / gezin / familie
- school
- vriendjes / leeftijdgenootjes

Slide 34 - Slide

12. Noem drie kenmerken van de cognitieve ontwikkeling van de puber.

Slide 35 - Mind map

12. Noem drie kenmerken van de cognitieve ontwikkeling van de puber.
- brein nog volop in ontwikkeling
- plannen en organiseren (vooruitdenken) is soms lastig
- niet goed in staat gevolgen van hun handelingen te overzien
- kiezen vaak wat op korte termijn winst oplevert / risicogedrag
- biologische klok raakt van slag: laat slapen, vroeg leren is lastig
- leren abstract en kritisch denken
- jongeren doen alles tegelijk = multitasking
- klaar met basisschool, op naar het voortgezet onderwijs.

Slide 36 - Slide

Vraag 13. Noem twee kenmerken van de sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van de adolescent.

Slide 37 - Open question

13. Antwoord. Noem twee kenmerken van de sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van de adolescent.
- wil niet opgaan in de groep / de massa / conformeert zich niet
- betere band met ouders / samenwerken met ouders
- heeft eigen identiteit duidelijker dan puber
- maakt (voorlopige) keuzes voor de toekomst: beroep, studie, partner
- kiest bewust voor op eigen benen staan of thuis blijven wonen
- identificeren met mensen dichtbij (vriend, familie, docent)
- duurzame contacten/partner

Slide 38 - Slide

Vraag 14. Wanneer iemand in loondienst 67 jaar wordt, gaat hij meestal met pensioen.
Noem 3 gevolgen die het voor iemand kan hebben wanneer hij met pensioen gaat.

Slide 39 - Open question

Antwoord 14. Wanneer iemand in loondienst 67 jaar wordt, gaat hij meestal met pensioen.
Noem 3 gevolgen die het voor iemand kan hebben wanneer hij met pensioen gaan?


-Verlies van status
- Minder inkomsten
- Verlies aan sociale contacten
- Verlies van zingeving van het bestaan / minder levenslust
- Meer vrije tijd om b.v. te gaan reizen/hobby.
- Kans om andere dingen te gaan doen zoals b.v. vrijwilligerswerk, cursus
- Meer tijd voor kleinkinderen.
- Relatie met partner verandert doordat beiden thuis zijn.

Slide 40 - Slide

Stellingen/discussiepunten

Slide 41 - Slide

Stuur een leuke stelling/discussiepunt rondom ontwikkelingspsychologie in

Slide 42 - Mind map

Voorbeeld stellingen
1. Vaak zorgt de moeder nu nog meer voor de kinderen (zij gaan nog steeds minder werken, dan vaders). Stelling: voor kinderen is het beter als ouders evenveel thuis zijn.

2. Voor baby's en peuters is het beter om naar een kinderdagverblijf te gaan.

Slide 43 - Slide

Voorbeeld stellingen
3. Een goed gesprek voeren over eenzaamheid helpt mensen om er beter mee om te gaan.

4. De leeftijd voor alcohol moet naar 21 jaar (vroeger 16, nu 18). Dit zou beter zijn voor pubers.
 

Slide 44 - Slide