MTV & Schrijven - 18 mrt 2024

MTV & Schrijven - 18 mrt
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

MTV & Schrijven - 18 mrt

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoel
  • Huiswerk af? 
  • Herhaling 4.1 t/m 4.4
  • Instructie 4.5
  • Samenwerken
  • Instructie schrijfopdracht
  • Samenvatten

Slide 2 - Slide

Lesdoel
  • Je weet wanneer je het woord 'geen' en het woord 'niet' gebruikt
  • Je weet de juiste woordvolgorde bij het schrijven van zinnen
  • Je kunt de schrijfopdracht die uitgelegd wordt             uitvoeren en schrijft met plezier :-).

Slide 3 - Slide

Huiswerk af?

H 4.4 opdracht 1, 2, en 3, 4 (in je schrift)

Nakijken!


Slide 4 - Slide

Herhaling 4.1 t/m 4.4

Slide 5 - Slide

Wat is het onderwerp?

Mijn nieuwe vrienden zijn erg aardig.
A
zijn
B
mijn nieuwe vrienden
C
vrienden
D
erg aardig

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoord?

Door de regen kun je niet naar buiten.
A
regen
B
je
C
kun
D
buiten

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Het is warm in de kamer
A
Het
B
warm
C
is
D
in de kamer

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoord of zijn de werkwoorden?

Tim gaat morgen in Enschede een auto kopen.
A
Tim
B
kopen
C
gaat
D
gaat kopen

Slide 9 - Quiz

Wat is de goede zin?

geslapen| jij | weleens| Heb | buiten| in de zomer|?


A
Weleens jij heb geslapen in de zomer buiten?
B
Heb jij weleens buiten geslapen in de zomer?
C
Jij heb weleens buiten in de zomer geslapen?
D
in de zomer jij weleens heb buiten geslapen?

Slide 10 - Quiz

Wat is de tijd in de zin?

Ik ga straks met de trein naar oma.
A
met de trein
B
straks
C
ga
D
naar oma

Slide 11 - Quiz

Wat is de plaats in de zin?

De paraplu ligt al twee weken in de kast.
A
De paraplu
B
ligt
C
al twee weken
D
in de kast

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Vanmiddag ga ik op de fiets naar huis.
A
Vanmiddag
B
ga
C
ik
D
op de fiets

Slide 13 - Quiz

Wat is of wat zijn de werkwoorden?

Ik ben vroeg naar bed gegaan omdat ik moe was.
A
ben
B
ben, vroeg
C
ben, gegaan
D
ben, gegaan, was

Slide 14 - Quiz

Instructie 4.5

Slide 15 - Slide

4.5: Theorie 'geen' -> negatieve zin
Wanneer gebruik je 'geen'?
  • bij een woord met 'een' -> ik draag geen bril
  • bij een mv zonder 'de'    -> ik koop geen appels
  • bij een ding dat je niet kunt tellen      -> Ik drink geen water
  • een bijvnw voor het 'de-woord'/ 'het-woord' ->                             ik heb geen rode pen

Slide 16 - Slide

4.5: Theorie 'niet' -> negatieve zin
Wanneer gebruik je 'niet'?
  • na een werkwoord -> ik werk niet
  • voor een bijvoeglijknw  -> ik ben niet boos
  • voor een voorzetsel   -> hij ligt niet op de grond
  • voor andere woorden ->  ik kom niet te laat
  • hoort 'niet' bij een ww? -> dan vaak aan het eind van de zin
  • in een zin met 2 ww-en? -> dan voor het tweede ww

Slide 17 - Slide

Zelstandig - / samenwerken
Maak van 4.5 opdracht 2, 4, 5

Lees samen met je buurman/buurvrouw de zinnen van werkblad 4.5c -> eerst leest één de vraag en de ander antwoordt en daarna wissel je van rol.

Slide 18 - Slide

Samen afronden
  • Samenvatten
  • Nog vragen of opmerkingen?
  • Huiswerk: Zie som

Slide 19 - Slide