Par 3.2 Keynes

Par 3.2 Keynes
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Par 3.2 Keynes

Slide 1 - Slide

Agenda les 1
  • Korte terugkoppeling par 3.1 economische kringloop
  • par 3.2 Keynes 

Slide 2 - Slide

Relatie hst 2 en hst 3
Hoofdstuk 2 = aanbod kant = potentiele productie =potentieel BBP =  theorie klassieken (Adam Smith) - micro economie
Hoofdstuk 3 = vraag kant = hoogte bestedingen = werkelijk BBP = theorie Keynes - macro economie

Slide 3 - Slide

 Quesnay 1758 
Let op zijn allemaal geldstromen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vier vergelijkingen uit model
  1. Y=C+B+S (wat wordt er met het inkomen gedaan)
  2. Y= C+I+O+E-M (= reële kringloop en inkomensidentiteit)
    Y=EV (effectieve vraag)
  3. S=I+(O-B)+(E-M) (=financiële kringloop en spaaridentiteit)
  4. (S-I)+(B-O)= (E-M)  (nationaal spaarsaldo= saldo LR)
    Particulier spaarsaldo= S-I
    Saldo sector overheid= B-O
    Saldo sector buitenland = E-M

Slide 10 - Slide

Par 3.2 
Micro economie: bestudeert het economisch gedrag van individuele economische eenheden zoals producenten en consumenten en de markten die deze eenheden omvatten.
Macro economie: bestudeert het economisch gedrag van samengestelde economische eenheden (meestal landen of nog grotere eenheden) en werkt met samengestelde economische variabelen zoals economische groei, interest en werkloosheid.
  • Micro en Macro economie vullen elkaar aan en beïnvloeden elkaar.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Klassieken en Keynes

Slide 13 - Slide

Keynes
Spaarparadox: in crisistijden gaan mensen meer sparen voor later, maar daardoor geven ze minder uit, gaan minder besteden, zodat er minder geproduceerd hoeft te worden, wat weer leidt tot werkloosheid, en nog minder inkomsten etc.

Anticyclisch begrotingsbeleid: de overheid gaat tegen de economie in met bezuinigingen of extra uitgaven. Gaat de economie goed dan bezuinigen en/of belastingen omhoog. Gaat de economie slecht dan extra lenen/of belastingen verlagen.

Slide 14 - Slide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 3.2 zelfstandig en stil (dus geen overleg met degene die naast je zet)
  • Onderstreep de belangrijke begrippen.
  • Klaar: maak opgave 3.5 en 3.6

Slide 15 - Slide

Huiswerk 
  • Lees paragraaf 3.1 t/m 3.3 
  • Onderstreep de belangrijke begrippen
  • Leer de vergelijkingen met het kringloopplaatje erbij
  • Maak opgaven hst 3 af t/m opdracht 3.6

Slide 16 - Slide

Met welk kenmerk meet je welvaart het allerbest?
A
BBP
B
BBP per hoofd
C
BRP
D
Aantal gebruiksgoederen per 1000 inwoners

Slide 17 - Quiz

Primair inkomen is
A
besteedbaar inkomen
B
inkomen na belastingaftrek
C
inkomen wat je haalt uit productiefactoren
D
loon, rente, pacht, huur, winst en uitkering

Slide 18 - Quiz

In de economische kringloop krijgen de gezinnen geld binnen door:
A
Y
B
I
C
E
D
M

Slide 19 - Quiz

In de economische kringloop geven gezinnen geld uit aan:
A
Consumptie, belasting en sparen
B
Consumptie en belasting
C
Consumptie, sparen en investeren
D
Consumptie, export en import

Slide 20 - Quiz

B
C
E
Bedrijven
Overheid
Gezinnen

Slide 21 - Drag question

Objectieve methode
Bestedingsmethode
Subjectieve methode
Optelling alle bestedingen bij binnenlandse ondernemingen
Optelling primaire inkomens
Optelling toegevoegde waarden

Slide 22 - Drag question

=
+
+
+
+
-
+
EV
C
I
O
E
M
Ik koop een 
nieuwe broek
BBP
Y

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Slide

Conjunctuurbeleid
Klassieken (aanbodeconomen) - procyclisch: 
  • laagconjunctuur > bestedingen afremmen
  • Hoogconjunctuur > bestedingen stimuleren

Keynes (vraageconoom) - anticyclisch
  • laagconjunctuur > bestedingen stimuleren
  • hoogconjunctuur > bestedingen afremmen

Slide 25 - Slide

= Conjuncturele werkloosheid en deflatie
Outputgap: 
Verschil tussen de werkelijke productie (Y) en de potentiële productie (Y*)
Trend = lange termijn = Y*
= inflatie

Slide 26 - Slide

Huiswerk les 2
  • Lees paragraaf 3.1 t/m 3.3 
  • Onderstreep de belangrijke begrippen
  • Leer de vergelijkingen met het kringloopplaatje erbij
  • Maak opgaven hst 3 af t/m opdracht 3.11

Slide 27 - Slide

3.9 a. Stel dat de overheid van een land dat zich bevindt in een laagconjunctuur de overheidsbestedingen verhoogt en de keuze heeft uit 2 alternatieven om dit te financieren: 1. een verhoging van de belastingen
2. een staatslening aangaan
Leg uit dat alternatief I de effectieve vraag niet kan verhogen.

Slide 28 - Open question

3.9 b. Stel dat de overheid van een land dat zich bevindt in een laagconjunctuur de overheidsbestedingen verhoogt en de keuze heeft uit 2 alternatieven om dit te financieren: 1. een verhoging van de belastingen
2. een staatslening aangaan
Leg uit dat alternatief 2 past in een anticyclisch begrotingsbeleid.

Slide 29 - Open question

3.9 c. De laagconjunctuur in dit land is omgeslagen in een hoogconjunctuur.
Leg uit dat de overheid de staatslening makkelijker kan aflossen tijdens een periode van hoogconjunctuur dan tijdens een periode van laagconjunctuur..

Slide 30 - Open question

3.9d Leg uit dat het aflossen van een staatslening in tijden van hoogconjunctuur past bij een anticyclisch begrotingsbeleid.


Slide 31 - Open question

3.9d Leg uit dat het aflossen van een staatslening in tijden van hoogconjunctuur past bij een anticyclisch begrotingsbeleid.


Slide 32 - Open question

Huiswerk les 3
  • Lees paragraaf 3.1 t/m 3.3 
  • Onderstreep de belangrijke begrippen
  • Leer de vergelijkingen met het kringloopplaatje erbij
  • Maak opgaven hst 3 af t/m opdracht 3.13
  • NB overige opgaven en zelftesten kun je maken ter voorbereiding toets

Slide 33 - Slide

Huiswerk les 2
  • Lees paragraaf 3.1 t/m 3.3 
  • Onderstreep de belangrijke begrippen
  • Leer de vergelijkingen met het kringloopplaatje erbij
  • Maak opgaven hst 3 af t/m opdracht 3.9

Slide 34 - Slide