Les 1 en 2. Gehandicaptenzorg/ontwikkelingspsychologie

Gehandicaptenzorg/ ontwikkelingspsychologie 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 31 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Gehandicaptenzorg/ ontwikkelingspsychologie 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen vandaag

  • Aan het einde van de les kun jij benoemen waar we het over gaan hebben in de lessen GHZ.
  • Aan het einde van de les kun jij de grote lijnen van de geschiedenis van GHZ beschrijven.
  • Aan het einde van de les weet jij wat het verschil is tussen een beperking, handicap en een stoornis.
  • Aan het einde van de les weet jij hoe jij met jouw groepje aan de slag kunt gaan met de opdracht over IQ niveau en ervaringsordening niveau (Timmers-Huygens).

Slide 2 - Slide

PLANNING 

Slide 3 - Slide

Geschiedenis in de gehandicaptenzorg

Slide 4 - Slide

Geschiedenis
 Grieks-Romeinse Oudheid: men sprak van monsters, afgeleid van het Latijnse woord ‘monere’ (vermanen, waarschuwen).
De goden zouden via een misvormd kind de mensen willen waarschuwen of vermanen.
Middeleeuwen: men sprak van zotten, idioten, dollen, gekken. dwazen. Ook kwam de naam ‘cretin’ in zwang, verwijzend naar tegen een lelijk, geestelijk en lichamelijk verkommerd kind. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Renaissance 1500-1600
  • Dolhuizen 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

19e eeuw
Negentiende eeuw: geleidelijk werd ‘idioot’ gereserveerd voor de ernstigste graad, ‘imbeciel’ (zwak, zonder innerlijk houvast) voor de middelste graad en ‘debiel’ (licht zwak) voor de lichtste graad van verstandelijke beperking.  

Slide 13 - Slide

Zwakzinnigen
Verlichting: de naam ‘zwakzinnig’ kwam in de mode, omdat verstandelijke beperking werd opgevat als een zwakte van de verstandszin (de centrale zin van de mens naast andere zinnen zoals gezichtszin of gehoorszin).

Slide 14 - Slide

20e eeuw
Twintigste eeuw: de benamingen ‘geestelijke handicap’ en ‘mentale handicap’ kwamen in zwang, ter onderscheiding van lichamelijke, visuele en auditieve handicap. 
Tegen het einde van de eeuw werden deze benamingen vervangen door ‘intellectuele beperking’ of ‘verstandelijke beperking

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Stoornis, beperking, handicap
Stoornis = als een orgaan of lichaamsfunctie ontbreekt, afwijkingen vertoont, of beschadigd is. 

Beperking = de moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten. Een beperking kan het gevolg zijn van een stoornis. 

Handicap = een nadelige positie van iemand met een beperking in de maatschappij. 

Slide 17 - Slide

Lichamelijke beperkingen
Motorische handicaps
een dwarslesie, reumatische aandoening. de ziekte van parkinson, MS

Zintuiglijke handicaps
Visuele beperking, auditieve beperking of beide (syndroom van Usher

Chronische handicaps (soms ook door ouderdom)
Handicaps in de organen 


Slide 18 - Slide

Ernstig meervoudige beperking
De term ernstige meervoudige beperkingen (EMB) wordt meestal gebruikt voor mensen die naast een (zeer) ernstige verstandelijke beperkingen ook ernstige lichamelijke beperkingen hebben

Slide 19 - Slide

Algemene informatie EMB.
15.000 mensen in NL hebben een EMB. 

IQ = lager dan 25 
Ontwikkelingsleeftijd van maximaal 2 jaar.

Ervaringsordening van Timmers-Huijgens: lichamelijke ervaringsordening 
Alles wordt ervaren middels het lichaam (dit is hetzelfde als bij een baby)

Slide 20 - Slide

Ontstaan van EMB:
  • Aangeboren hersenletsel 
  • Een chromosomale afwijking
  • Een ernstige infectieziekte bij de moeder tijdens de zwangerschap, zoals hepatitis C
  • Een ernstige infectieziekte bij het kind, zoals een hersenvliesontsteking
  • Zuurstofgebrek bij de geboorte
  • Een zwaar trauma, zoals een ongeluk

Slide 21 - Slide

Mate van verstandelijke beperking

Slide 22 - Slide

Wat is een licht verstandelijke beperking?
  • een IQ tussen de 50 en 75. 

  • Ze kunnen veel, maar vinden het soms moeilijk om dingen te begrijpen. 
  • Sommigen maken moeilijk contact met anderen. 

  • Bovendien hebben ze het vaak lastig op school, op het werk of thuis.

  • Sommige mensen met een licht verstandelijke beperking hebben leerproblemen, gedragsproblemen of een psychische aandoening.

Slide 23 - Slide

Matig tot ernstig verstandelijke beperking
  • Hebben moeite de wereld om zich heen te begrijpen. 

  • Zij hebben de mensen uit hun omgeving hard nodig, om de opgedane ervaringen te ordenen en zich veilig te voelen. 

  • Ze hebben de ruimte nodig om in een vertrouwde omgeving zichzelf te kunnen zijn.

  • De ontwikkelingsleeftijd van mensen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking ligt tussen 2 en 6 jaar. 




Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Duidelijk communiceren
Als je met een zorgvrager met een ernstige verstandelijke beperking communiceert, gebruik je altijd eenvoudige taal. Welke van de volgende zinnen begrijpt de zorgvrager waarschijnlijk?
1. Als toetje kun je kiezen uit yoghurt of appelmoes. Waar heb je zin in?
2. Wil je nog een kopje thee?
3. Je mag je Jos niet slaan.
4. Voordat je zo naar bed gaat, help ik je met je pyjama.
5. We gaan zo naar buiten.
6. Wil je een banaan?

Slide 26 - Slide

Zeer ernstig verstandelijke beperking
Een zeer ernstige verstandelijke beperking betekent dat de verstandelijke beperking dusdanig ernstig is dat het IQ niet betrouwbaar te meten is.

In deze gevallen is het altijd een zeer ernstig meervoudige beperking, gezien het feit dat ze motorisch niet in staat zijn op de bewegen. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Hoe gaan we de komende weken verder?

Zie planning (uitdelen)
Opdracht groepjes; volgende week verder met IQ niveaus en ervaringsordening niveaus Timmers-Huygens

Slide 29 - Slide

vragen?

Slide 30 - Slide

Bespreken opdracht GHZ:
In 4 groepen studenten en werk per IQ indeling, het volgende uit:
1. Licht verstandelijke beperking
2. Matig verstandelijke beperking
3. Ernstig verstandelijke beperking
4. Diepe verstandelijke beperking
- Hoe is hun bewustzijn ontwikkeld?
- Hoe is de communicatie? Hoe maak je contact?
- Waar bestaat de zorg/ begeleiding grotendeels uit ?
- Hoe is je grondhouding?
* wees je bewust dat (ook bij deze doelgroepen) ieder individu verschilt van elkaar.

Zoek informatie op over de methode ervaringsordening Timmers-Huijgens en de 4 niveaus van ervaringsordeningen. Maak een koppeling met bovenstaande uitwerking en beschrijf welk niveau van de ervaringsordening hoort bij het IQ niveau dat jullie groepje heeft beschreven en beschrijf waarom.

Volgende week presenteren en toelichten aan de klas.




Slide 31 - Slide