18. Thema 2, week 3 taaltoets

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Thema 1: vrienden & familie

Wat betekent het onderstreepte woord?

1. belachelijk maken
2. onder de aandacht brengen
3. uitbeelden

Wat past er onder de vlek?

1. biseksueel
2. heteroseksueel
3. homseksueel

Thema 2: het menselijk lichaam

Welk woord past op de lege plek?

1. resistent
2. fataal
3. besmettelijk
4. inenten

Welk woord past erbij?

1. resistent
2. fataal
3. besmettelijk
4. inenten

Wat is de goede zin?

1. 
2. 
3. 

Uitdrukkingen over het menselijk lichaam

Wat hoort waar?

Wat past onder de vlek?

1. gaat door merg en been
2. knijpt een oogje dicht
3. maakt zijn borst nat
4. knijpt een oogje dicht

Wat is de goede zin?

1. 
2. 
3. 

INHOUDSWOORDEN

zelfstandige naamwoorden, werkwoorden,

bijvoeglijke naamwoorden

bijwoorden.

Dit zijn Inhoudswoorden en  geven betekenis aan een zin.

INHOUDSWOORDEN

     Ik las gisteren een leuk  boek

    

    las = werkwoord (ww)

    gisteren = bijwoord (bw)

    leuk = bijvoeglijk naamwoord (bv)

    boek = zelfstandig naamwoord (zn)

Noem de 4 woordsoorten die inhoud geven aan een zin.

Wat is het werkwoord?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.

1. Gisteren
2. maakten
3. moeilijke
4. toets

Wat is het zelfstandige naamwoord(en)?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.

1. Gisteren
2. maakten
3. moeilijke
4. toets

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.

1. Gisteren
2. maakten
3. moeilijke
4. toets

Wat is het bijwoord?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.

1. Gisteren
2. maakten
3. moeilijke
4. toets

Op

het

aanrecht

staat

een

lege

doos

LEESTEKENS

Punt

Vraagteken

Uitroepteken

Welk leesteken ontbreekt in de volgende zin:
Stop met dat geklier

1. dubbele punt
2. uitroepteken
3. punt
4. hoofdletter

Welk leesteken hoort achter deze zin?
Ik ben vanavond niet thuis

1. ?
2. '....'
3. .
4. ,

Welk leesteken komt op het sterretje?

De meester zei: Let toch eens op*

1. .
2. ,
3. :
4. !

Welk leesteken komt op de lege plek:

Hallo allemaal ik ben er klaar voor.

1. ,
2. :
3. ;
4. .

Welk leesteken komt op de lege plek:

Mama zei "Eet nou toch eens door!"

1. .
2. ,
3. :
4. ;

TAAL

Thema 2, week 2

Les 7

alle opgaven

en 10 x plussen

Wat heeft de advocaat jou verteld?
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. de advocaat
2. jou
3. verteld
4. heeft

Zij geeft aan Jesse een zonnebril.

Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Jesse
2. een zonnebril
3. zij
4. aan Jesse

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'

1. Mijn oma
2. mij
3. het recept
4. Er is geen meewerkend voorwerp

Ik heb een cadeau aan mijn oma gegeven?
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Ik
2. Aan mijn oma
3. een cadeau
4. gegeven

welke vraag stel je bij het meewerkend voorwerp

1. Aan wie of voor wie
2. Wie
3. Wie of wat
4. Wat

Bepaling van tijd

Een bepaling van tijd in een zin geeft aan wanneer iets gebeurt.

De bepaling van tijd vind je door te vragen:

wanneer (+ persoonsvorm + onderwerp)?

Bilal speelde gisteren in de tuin.

Welke zindsdelen kun jij benoemen?

Bepaling van plaats

Een bepaling van plaats in een zin geeft aan waar iets gebeurt.

De bepaling van tijd vind je door te vragen:

waar (+ persoonsvorm + onderwerp)?

Bilal speelde gisteren in de tuin.

Welke zindsdelen kun jij benoemen?

Ik dank voor uw begrip in deze kwestie.

1. Spreektaal
2. Schrijftaal

Thanks voor je tijd!

1. Spreektaal
2. Schrijftaal

Ik ben weer harstikke fit

1. Spreektaal
2. Schrijftaal

Welke zin is spreektaal?

1. Ik vind zo'n onderzoek maar niks
2. Wanneer schikt het voor u?
3. We willen u nader onderzoeken

 Thema 2, week 3
Toets