H4 - Zouten uit de zee Herhaling

Zouten
uit
de 
zee
1 / 33
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zouten
uit
de 
zee

Slide 1 - Slide

Zouten in de zee (herhalingsles)
  • Verhoudingsformule en samengestelde ionen §4.1
  • Oplossen en indampen §4.2
  • Triviale namen §4.2
  • Neerslagreacties §4.3 & §4.4
  • Molariteit §5.3

Slide 2 - Slide

Zouten in de zee (herhalingsles)
  • Verhoudingsformule en samengestelde ionen §4.1
  • Oplossen en indampen §4.2
  • Triviale namen §4.2
  • Neerslagreacties §4.3
  • Aantoningsreacties §4.4
  • Molariteit §5.3

Slide 3 - Slide

Verhoudingsformule §4.1
  • Zouten bestaan uit  ionen van metaal- en niet-metaalionen
  • Ionen hebben méér of minder elektronen (dan protonen) en hebben dus een lading.
  • Zouten zijn neutraal (evenveel pluslading als minlading).
  • Met de verhoudingsformule geef je de aantallen per ionsoort aan. 
  • Voorbeeld Al2O3

Slide 4 - Slide

Verhoudingsformule §4.1
  • Samengestelde ionen staan tussen haakjes als er meer dan één van is. 
  • Bijvoorbeeld Ba(OH)2
  • Leer tabel 4.1 en 4.2 (voor snelheid...)
  • Als een ion meer dan één lading kan hebben, gebruik je Romeinse cijfers in de naam. Bijvoorbeeld ijzer(III)oxide voor Fe2O3

Slide 5 - Slide

Verhoudingsformule §4.1

Slide 6 - Slide

§4.1
  • Vlamkleuring van zouten, positieve ion bepaald kleur, 
  • Zie SD blz. 114

  • Zijn zouten altijd wit? 
  • Zie SD blz. 114


Slide 7 - Slide

Wat is de verhoudingsformule van natriumsulfaat?

A
Na2S
B
Na2SO4
C
Na2SO3
D
NaSO3

Slide 8 - Quiz

Wat is de verhoudingsformule van ammoniumfosfaat?


A
NH4PO4
B
(NH4)3PO4
C
NH4(PO4)3
D
PO4(NH4)3

Slide 9 - Quiz

Wat is de naam van het zout met de formule:
FeCl3
A
ijzertrichloride
B
ijzer(II)chloride
C
ijzerchloride
D
ijzer(III)chloride

Slide 10 - Quiz

Zouten in de zee (herhalingsles)
  • Verhoudingsformule en samengestelde ionen §4.1
  • Oplossen en indampen §4.2
  • Triviale namen §4.2
  • Neerslagreacties §4.3 & §4.4
  • Molariteit §5.3

Slide 11 - Slide

Oplossen van zouten §4.2
  • Er zijn goed oplosbare, matig oplosbare en slecht oplosbare zouten: zie SD blz. 106
  • Als zouten oplossen, komen de Ionen vrij
  • Triviale naam: zie SD blz. 133


Slide 12 - Slide

Oplos- en indampvergelijkingen
  • Oplossen en indampen kun je weergeven in vergelijking                     
  • Oplossen: MgCl2(s) --------> Mg2+(aq) + 2 Cl-(aq) 

  • Indampen: Na+(aq) + OH-(aq) ---------------> NaOH(s)

water
verwarmen

Slide 13 - Slide

Geef de oplosvergelijking van ijzer(II)sulfaat in water.
A
FeSO4(s)+H2O(l)>FeSO4(aq)
B
Fe2SO4(s)>2Fe+(aq)+SO42(aq)
C
FeSO4(s)>Fe2+(aq)+SO42(aq)
D
FeSO4(s)>Fe(aq)+SO4(aq)

Slide 14 - Quiz

Ik krijg vlamkleuring van een metaal met een groene kleur. Welk metaal is er aanwezig?
A
natrium
B
koper
C
kalium
D
calcium

Slide 15 - Quiz

Zouten in de zee (herhalingsles)
  • Verhoudingsformule en samengestelde ionen §4.1
  • Oplossen en indampen §4.2
  • Triviale namen §4.2
  • Neerslagreacties §4.3 &  §4.4
  • Molariteit §5.3

Slide 16 - Slide

Neerslagreacties §4.3
  • Samenvoegen van 2 zoutoplossingen kan neerslag geven
  • Sommige combinaties van ionen geven slecht oplosbare zouten. Zie SD blz. 106
  • In de neerslagvergelijking staan ALLEEN de ionen die samen het slecht oplosbare zout vormen!
  • Gebruik een mini-oplosbaarheidstabel om te bepalen of en welke neerslagen gevormd worden. 

Slide 17 - Slide

Neerslagreacties §4.3

Slide 18 - Slide

Neerslagreacties: voorbeeld
Mengen van oplossing van magnesiumchloride met een oplossing van natriumfosfaat.




3 Mg2+(aq) + 2 PO43-(aq) -->Mg3(PO4)2(s)
Cl-
PO43-
Mg2+
g
s
Na+
g
g

Slide 19 - Slide

Zal er een neerslag ontstaan bij de oplossingen calciumchloride en natriumsulfiet? Zo ja, welke?
A
Nee
B
Ja,CaSO3(s)
C
Ja,NaCl(s)
D
Ja,Ca2SO3(s)

Slide 20 - Quiz

Toepassing 1: ionen verwijderen
Situatie
Je hebt afvalwater met o.a. fosfaationen. Deze ionen moeten worden verwijderd vanwege milieu-eisen.

Plan van aanpak
Voeg een zoutoplossing toe die neerslag zal geven met fosfaat-ionen. Neerslag verwijderen door filtreren.

Slide 21 - Slide

In het afvalwater van een fabriek worden opgeloste Ca2+-ionen aangetroffen. Deze kunnen uit het water worden verwijderd door middel van een neerslagreactie met een oplossing van een zout.
Welk zout is daarvoor geschikt?
A
ammoniumnitraat
B
bariumcarbonaat
C
kaliumfosfaat
D
koperbromide

Slide 22 - Quiz

Toepassing 2: zout maken
Situatie
Je hebt zilverchloride nodig, maar dit is niet meer aanwezig. Je zal het dus zelf moeten maken.

Plan van aanpak
Voeg twee zoutoplossingen samen, waarbij een neerslag van zilverchloride ontstaat.

Slide 23 - Slide

Toepassing 2: zout maken
Gevraagd: zilverchloride

1. Zilver-ionen en chloride-ionen samenvoegen geeft het zout zilverchloride.
2. Kies voor zowel de zilver-ionen als voor de chloride-ionen een tegenion wat niet voor een neerslag zorgt. Bijv. zilvernitraat-oplossing en natriumchloride-oplossing.
3. Neerslag filtreren: je hebt je zout zilverchloride.
(4. Indampen van het filtraat levert je natriumchloride op.)

Slide 24 - Slide

Een slecht oplosbaar zout kan je 'zelf' maken.
Met welke zouten in oplossing kun je bariumcarbonaat maken?
A
Bariumchloride en calciumcarbonaat
B
bariumchloride en natriumcarbonaat
C
Zilverchoride en natriumcarbonaat
D
Natriumchloride en kaliumcarbonaat

Slide 25 - Quiz

Toepassing 3: ionen aantonen
Situatie
Je hebt twee potjes met wit zout: bariumnitraat en magnesiumnitraat. Je weet alleen niet meer welk zout in welk potje zit...

Plan van aanpak
Voeg een zoutoplossing toe dat neerslag geeft met één van de twee zouten. Bij samenvoeging weet je aan de hand van je waarneming welk van de zouten in het potje zit.

Slide 26 - Slide

Janneke heeft 2 zoutoplossingen: zilvernitraat-oplossing en een calciumnitraat-oplossing. Zij weet alleen niet meer welke oplossing in welk bekerglas zit.
Met welk zout kan zij nagaan in welk bekerglas welk zout bevat?
A
NaCl
B
Na2SO4
C
Na2S
D
Na2CO3

Slide 27 - Quiz

Zouten in de zee (herhalingsles)
  • Verhoudingsformule en samengestelde ionen §4.1
  • Oplossen en indampen §4.2
  • Triviale namen §4.2
  • Neerslagreacties §4.3 & §4.4
  • Molariteit §5.3

Slide 28 - Slide

Concentratie
  • Hoeveelheid stof wat aanwezig is in een bepaald volume.
  • In oplossingen of gasmengsels.
  • Eenheid bijv. gram per liter (g/L) of mol per liter (mol/L).
  • Molariteit (M)= concentratie in mol/L

mM = millimolair = millimol per liter



Slide 29 - Slide

Molariteit

  • Molariteit (M) = aantal mol (n) / volume in L (V)
  • Eenheid = mol/L = mol L-1 (mol per liter) = M (molair)

  • Zowel het symbool voor molaire massa als molariteit is beiden hoofdletter M. 




Slide 30 - Slide

Molariteit

  • De notatie [formule] wordt gebruikt om de molariteit van een oplossing aan te geven.
  • Bijv. [H+]=0,10 M
  • Hier staat: de concentratie/molariteit van H+ ionen is 0,10 mol per liter oplossing.
  • Je zegt ook wel: de concentratie is 0,10 molair.



Slide 31 - Slide

2.0M van een oplossing betekent:
A
2.0 gram/L
B
concentratie in mol/L
C
2.0 mol/L
D
2.0 molaire massa

Slide 32 - Quiz

Huiswerk
  • Maak de oefenopdrachten (toegezonden via magister-ELO en staan bij HW voor volgende week)
  • Heb je vragen? Stel ze! Via Teams

  • Antwoorden/huiswerk check via LessonUp

  • Volgende week starten we met PO zouten en Proeftoets H4

Slide 33 - Slide