Recap 1.3 en 1.4

Recap 1.3 en 1.4
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Recap 1.3 en 1.4

Slide 1 - Slide

Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les hebben wij...
  • 1.3: Sta je sterk als consument & 1.4: Kom je uit met je geld goed doorgenomen.
  • Hebben we het gehad over o.a.: consumentenorganisaties, vergelijkend warenonderzoek, "beste uit de test vs beste koop", deugdelijke producten, de verschillende soorten inkomsten, hoe een begroting eruit ziet, soorten uitgaven en reserveringen.
  • Ook gaan we aan de slag met berekeningen: week-maand-kwartaal-jaar, reserveringen en gemiddelden.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Beste uit de test
Beste koop

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Waarom is er garantie?
Wat is de minimale termijn bij elektrische producten?

Slide 11 - Slide

Gemiddeldes
Het totaal : het aantal
Gemiddeldes komen voor:
- Op cijferlijsten
- Vergelijkend warenonderzoek
- Prijzen per stuk
- Reserveringen

Weet je het gemiddelde en het aantal? Als je deze X, dan heb je het totaal!

Slide 12 - Slide

Begroting
Geeft een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven

Links de inkomsten

Rechts de uitgaven

Meer inkomsten, dan uitgaven = overschot
Meer uitgaven, dan inkomen = structureel te kort

Slide 13 - Slide

Maak een begroting (tweetal)
Voor deze klas ga je een sportdag organiseren.

Vanuit de school krijg je 1.000 EUR.
De rest moet door een ouderbijdrage betaald worden.

De kosten zijn:
- Sportveld: 850 EUR
- Materiaal 750 EUR 

Bereken wat de ouderbijdrage moet zijn en verwerk dit in een begroting.
Tip: Maak een T als model voor je begroting
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Begroting

Slide 15 - Slide

Bereken wat de gemiddelde ouderbijdrage is per leerling ?

Wat zijn de kosten voor de sportdag per leerling?
timer
1:00

Slide 16 - Slide

Reserveringen = geld apart zetten

  • Voor onvoorziene uitgave (kapotte auto, broek of fiets)
  • Voor een luxe behoefte (nieuwe telefoon of vakantie)
  • Voor onverwachte momenten (geen inkomen door ziekte)

Formule: (Benodigd bedrag - gespaard bedrag) : aantal dagen/weken/maanden. Is er geen gespaard bedrag, dan kan je 0 invullen.

Slide 17 - Slide

Bereken de kosten voor een vakantie
Bestemming: New York
Kosten (vlucht en hotel): 2.500 EUR p.p.
Aantal dagen: 8
Excursies: 1.000 EUR p.p.
Eten, drinken, souveniers: 125 EUR p.p.p.d.
Gespaard bedrag: 1.000 EUR
Vertrek: Over 9 maanden
Hoeveel moet je per maand sparen om naar New York te kunnen?
timer
2:00

Slide 18 - Slide

Uitwerking
Alles optellen: 2.500 + 1.000+(125 X 8) = 4.500 EUR
Al gespaard: 1.000 EUR.

Optellen - gespaarde = benodigd bedrag -> 4.500 - 1.000 = 3.500 EUR

Benodigd bedrag : periode = reservering -> 3.500 : 9 maanden = 388,89 EUR p/m

LET OP! Noteer geldbedragen op de juiste manier 
EN DENK AAN DE BEREKENINGEN!!!

Slide 19 - Slide

Dag-week-maand-kwartaal-jaar
In 1 jaar zitten:

12 maanden
4 kwartalen
12 maanden
365 dagen

Houd dit in gedachte als we de berekeningen maken van de ene naar de andere tijd.

Slide 20 - Slide

Schrijf de volgende berekeningen over:
Maand naar week: eerst naar jaren uitrekenen (x12, dan delen door 52 weken 

Van maand naar jaar: X 12 maanden

Van week naar kwartaal: eerst naar jaar, delen door 4 kwartalen

Van kwartaal naar weken: Eerst naar jaren, delen door 52 weken

TIP: Wordt het tegenovergestelde gevraagd, draai de rekensom dan om.
(+ wordt -, en andersom & keer wordt delen (en andersom))

Slide 21 - Slide

Bereken de volgende opgaven
45 EUR per week = .... per maand
150 EUR per kwartaal = ... per week
30.000 EUR per jaar = ...  per maand
285 EUR per kwartaal = ... per maand
780 EUR per maand = ... per week
18 EUR per week = ... per kwartaal
Schrijf de gehele berekening op! Geen berekening = geen punt


timer
3:00

Slide 22 - Slide

Vragen van jullie uit het boek?
Graag de vraagnummers opnoemen:

Slide 23 - Slide

Te leren voor het SO 1.3 en 1.4
Kader: BLZ. 16 t/m 23 + 26 & 27

Basis: BLZ. 20 t/m 31 + 34 & 35

Tip:
- Noteer altijd de gehele berekening = geen berekening = geen punten.
- Bij geldbedragen ALTIJD een EUROTEKEN!
- Afrondingen altijd aan het einde, laat de gehele berekening zien.
- Rekenmachines en pennen worden niet tijdens het SO uitgedeeld. Zelf je materiaal verzorgen!

Slide 24 - Slide