Herhaling hoofdstuk 5

Herhaling hoofdstuk 5
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 5

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen op welke twee manieren je een beweging kunt vastleggen.
  • Je kunt benoemen welke twee dingen je moet weten om uit een stroboscopische foto de gegevens voor een afstand-tijddiagram te halen.
  • Je kunt een afstand-tijdtabel invullen.
  • Je kunt een afstand-tijddiagram tekenen.
  • Je kunt een afstand-tijddiagram aflezen.

Slide 2 - Slide

Bewegingen vastleggen
  • Manier 1: beweging fotograferen met korte tussenpozes, die elk één moment van een beweging laten zien.
  • Manier 2: Stroboscopische foto: maakt van meerdere foto’s één foto. Tijd tussen de foto is steeds hetzelfde.
  • Stroboscooplamp: lamp die met regelmatige tussenpozen een korte flits geeft.



Slide 3 - Slide

Stroboscopische foto
  • Conclusie foto: je ziet dat de afstand tussen de ballen steeds groter is, dus je weet dat de bal steeds sneller naar beneden rolt.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Afstand-tijdtabel
Afstand-tijdtabel maken:
Bijvoorbeeld aan de hand van een stroboscopische foto. Je moet dan wel weten:
  • Hoeveel tijd er tussen de twee opeenvolgende lichtflitsen zit.
  • Hoe groot de afstanden op de foto in werkelijkheid zijn.

Slide 6 - Slide

Afstand-tijdtabel/diagram

Slide 7 - Slide

Een afstand-tijddiagram maken

Slide 8 - Slide

Leerdoelen 5.2 gemiddelde snelheid
  • Je kunt de gemiddelde snelheid van een voorwerp berekenen.
  • Je kunt snelheid in m/s omrekenen naar km/h en omgekeerd.
  • Je kunt de afstand berekenen die een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt.

Slide 9 - Slide

Gemiddelde snelheid

Slide 10 - Slide

Gemiddelde snelheid berekenen

Slide 11 - Slide

Grootheden, eenheden en formules

Slide 12 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
Een atlete loopt de 100 meter in 10,8 seconden.
Bereken haar gemiddelde snelheid.

Slide 13 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
Een atlete loopt de 100 meter in 10,8 seconden.
Bereken haar gemiddelde snelheid.

Slide 14 - Slide

Eenheden van snelheid omrekenen 
(makkelijke methode!)
Je kunt ook een getal in m/s naar km/h snel omrekenen door het te vermenigvuldigen met 3,6.

Slide 15 - Slide

Eenheden van snelheid omrekenen 
(makkelijke methode!)
Je kunt ook een getal in m/s naar km/h snel omrekenen door het te vermenigvuldigen met 3,6.

Slide 16 - Slide

Voorbeeldopgave 2
Johan fietst met een snelheid van 5,5 m/s.
Hoeveel km/h is dat?





Slide 17 - Slide

Voorbeeldopgave 2
Johan fietst met een snelheid van 5,5 m/s.
Hoeveel km/h is dat?


Uitwerking:
5,5 m/s x 3,6 = 19,8 km/h

Slide 18 - Slide

Afstand berekenen

Slide 19 - Slide

Voorbeeldopgave 3
Tom rijdt een flinke afstand op zijn racefiets. Na drieënhalf uur fietsen kijkt hij op zijn fietscomputer. Hij ziet dat zijn gemiddelde snelheid 28 km/h is. Welke afstand heeft Tom in drieënhalf uur afgelegd?

Slide 20 - Slide

Voorbeeldopgave 3
Tom rijdt een flinke afstand op zijn racefiets. Na drieënhalf uur fietsen kijkt hij op zijn fietscomputer. Hij ziet dat zijn gemiddelde snelheid 28 km/h is. Welke afstand heeft Tom in drieënhalf uur afgelegd?

Slide 21 - Slide

Trucje om formule om te schrijven

Slide 22 - Slide

Leerdoelen 5.3 versneld - eenparig - vertraagd
  • Je kunt uitleggen wat er gebeurt met de snelheid bij een eenparige, versnelde en vertraagde beweging.
  • Je kunt de snelheid op elk moment van de beweging berekenen bij een eenparige beweging.
  •  Je kunt het afstand-tijddiagram van een eenparige, versnelde en vertraagde beweging herkennen.
  •  Je kunt het afstand-tijddiagram van een eenparige, versnelde en vertraagde beweging aflezen.

Slide 23 - Slide

Versnelde beweging
Versnelde beweging: een beweging waarvan de snelheid steeds groter wordt.

Slide 24 - Slide

Eenparige beweging
Eenparige beweging: beweging waarvan de snelheid niet verandert.

Slide 25 - Slide

Vertraagde beweging
Vertraagde beweging: beweging waarvan de snelheid steeds kleiner wordt.


Slide 26 - Slide

Leerdoelen 5.4 Remmen en botsen
  • Je kunt uitleggen wat de remweg is en waarvan de remweg afhangt.
  • Je kunt aan de hand van een grafiek uitleggen wat het verband is tussen de beginsnelheid en de remweg.
  • Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met de reactietijd en de reactie-afstand.
  • Je kunt de stopafstand van een auto berekenen.

Slide 27 - Slide

Remweg
Remweg: de afstand die een voertuig (bijvoorbeeld auto) aflegt tijdens het remmen (dus vanaf het moment dat het rempedaal wordt ingetrapt).

Hoe lang de remweg is, hangt af van:
  1. De beginsnelheid
  2. De (totale) massa van de auto
  3. De remkracht

Slide 28 - Slide

Remweg
Hoe lang de remweg is, hangt af van:
1. De beginsnelheid
  • Hoe groter de beginsnelheid, des te langer de remweg.
2. De (totale) massa van de auto
  • Hoe groter de massa van een voertuig (bv auto/vrachtwagen), hoe langer de remweg.
3. De remkracht
  • Hoe harder je op het rempedaal trapt, des te groter wordt de remkracht en des te korter de remweg.

Slide 29 - Slide

Remweg 1. De beginsnelheid
Hoe groter de beginsnelheid, des te langer de remweg. 

Slide 30 - Slide

Remweg 2. De massa
Hoe groter de massa van een voertuig (bv auto/vrachtwagen), hoe langer de remweg. 

Slide 31 - Slide

De reactietijd en de reactieafstand
Reactietijd: tijd tussen zien en reageren (het duurt altijd even voordat het rempedaal is ingetrapt)
  • Reactietijd ligt normaal tussen de 0,7 en 1,0 s.
  • Niet opletten, vermoeid zijn, alcohol, drugs en sommige medicijnen maken de reactietijd langer.



Slide 32 - Slide

De reactietijd en de reactieafstand
Reactietijd: tijd tussen zien en reageren (het duurt altijd even voordat het rempedaal is ingetrapt)
  • Reactietijd ligt normaal tussen de 0,7 en 1,0 s.
  • Niet opletten, vermoeid zijn, alcohol, drugs en sommige medicijnen maken de reactietijd langer.
Reactie-afstand: de afstand die de auto in de reactietijd aflegt.
  • Deze beweging is eenparig, dus kan de reactie-afstand uitrekenen met: afstand = snelheid x tijd (s = v x t).


Slide 33 - Slide

De reactietijd, reactieafstand en remweg
Dus...
  • Reactietijd: tijd tussen zien en reageren (het duurt altijd even voordat het rempedaal is ingetrapt)
  • Reactie-afstand: de afstand die de auto in de reactietijd aflegt.
  • Remweg: de afstand die een voertuig (bijvoorbeeld auto) aflegt tijdens het remmen (dus vanaf het moment dat het rempedaal wordt ingetrapt).

  • Stopafstand = reactie-afstand + remweg


Slide 34 - Slide






Stopafstand = reactie-afstand + remweg

Slide 35 - Slide






Stopafstand = reactie-afstand + remweg

   s = v ▪ t

Slide 36 - Slide

Voorbeeldopgave
Truus rijdt met een constante snelheid van 60 km/h met haar auto. Haar reactietijd is 0,8 s. Haar remweg is 15 meter. Bereken de stop-afstand. 

Slide 37 - Slide

Voorbeeldopgave 
Truus rijdt met een constante snelheid van 60 km/h met haar auto. Haar reactietijd is 0,8 s. Haar remweg is 15 meter. Bereken de stop-afstand

Slide 38 - Slide

Voorbeeldopgave 
Truus rijdt met een constante snelheid van 60 km/h met haar auto. Haar reactietijd is 0,8 s. Haar remweg is 15 meter. Bereken de stop-afstand



Stopafstand = reactie-afstand + remweg
Stopafstand = 13,3m + 15m
Stopafstand = 28,3 m

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide