7.2 deel 2 en 7.3 deel 1

7.2 Populaties en 7.3 ecosystemen
- Voorkennis
- Uitleg 7.2 deel 2 / 7.3 deel 1
- Opdrachten maken
- Leerdoelencheck
Leerdoelen
7.2.1 Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden.
7.2.2 Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven.

7.3.1 Je kunt de voedselrelaties binnen een ecosysteem beschrijven.
7.3.2 Je kunt de energiestromen door een ecosysteem beschrijven.


1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

7.2 Populaties en 7.3 ecosystemen
- Voorkennis
- Uitleg 7.2 deel 2 / 7.3 deel 1
- Opdrachten maken
- Leerdoelencheck
Leerdoelen
7.2.1 Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden.
7.2.2 Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven.

7.3.1 Je kunt de voedselrelaties binnen een ecosysteem beschrijven.
7.3.2 Je kunt de energiestromen door een ecosysteem beschrijven.


Slide 1 - Slide

Welke factoren kunnen de populatiegrootte van een soort beïnvloeden?

Slide 2 - Slide

Dynamiek = schommelen 
van biotische factoren.
/ geboorte
wegtrekken
binnentrekken

Slide 3 - Slide

Biologisch evenwicht = soortensamenstelling van levensgemeenschap blijft ong. constant (tussen vaste waardes).

Slide 4 - Slide

Exoot
Exoten = organismen die als gevolg van menselijk handelen terechtkomen in een leefgebied waarin ze oorspronkelijk niet thuishoren.

Soms eigenschappen, waardoor ze 'winnen' van inheemse soorten. 


Slide 5 - Slide

Parkieten in NL

Slide 6 - Slide

Draagkracht
Maximale populatiegrootte die zich over langere tijd in dat ecosysteem kunnen handhaven (door beperkende factoren).

Overschreden?
1: overschot sterft  -> biologisch evenwicht
2: massale sterfte 
3: populatie stort in en herstelt niet 

Slide 7 - Slide

Voorbeelden:
1: wisselwerking tussen predator en prooi, waardoor populatie gelijk blijft.
2: rupsenplaag eet al het blad --> tekort aan planten --> massale sterfte --> nog steeds minder planten -->kleinere draagkracht
3: alle planten opgegeten door grazers --> geen voedsel meer 
of door sterfte te weinig paringspartners

Slide 8 - Slide

Wat is een ecosysteem?
En wat voor 'voedselrelaties' zijn er binnen een ecosysteem?

Slide 9 - Slide

Voedselketen geeft voedselrelaties weer.
Start bij planten (door planteneters).

Pijl: energiestroom = richting energie/voedingsstoffen. Dus van (op)gegeten organisme naar eter.

Bevat soortnamen (bv. niet blad/plant, maar kropsla)

Slide 10 - Slide

Autotroof
organisch uit anorganisch maken 
Heterotroof
organisch opnemen ipv maken
/bacteriën

Slide 11 - Slide

(koolstof)assimilatie/dissimilatie
Assimilatie = opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen.
(ook bv. glucose --> zetmeel)
Kost energie!

Dissimilatie = afbraak
van organische moleculen
Komt energie vrij!
(assimilatie)
(dissimilatie)

Slide 12 - Slide

Autotroof
Producenten 
anorganisch > organisch met
fotosynthese

Heterotroof
Consumenten 
voedsel met organische stoffen

Reducenten (bacteriën/schimmels)
dood materiaal --> anorganisch

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Voedselketen (reeks populaties)
Elke schakel = trofisch niveau 

Voedselweb (geheel van voedselrelaties in levensgemeenschap (meerdere voedselketens door elkaar)

Slide 15 - Slide






Trofisch niveau
1e = autotroof 
2e = consumenten eerste orde 
3e = consumenten tweede orde 
4e = consumenten derde orde
etc.
.





Eerste orde consument = organisme dat planten eet
Tweede orde consument = organisme dat dieren eet

Slide 16 - Slide

7.2 Populaties
Opdrachten: 11 t/m 13
7.3 Ecosysteem
Maken opdr. 15 en 16

Klaar?
- Gerbil verslag
- Leerdoelen uitwerken van thema 4, 5, 6 of 7

Laatste 10 min: leerdoelencheck!
Leerdoelen
7.2.1 Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden.
7.2.2 Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven.

7.3.1 Je kunt de voedselrelaties binnen een ecosysteem beschrijven.
7.3.2 Je kunt de energiestromen door een ecosysteem beschrijven.

Eerste 10 min. in stilte!

Slide 17 - Slide

De symbiose tussen mens en mug is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 18 - Quiz

Bijen halen hun voedsel uit bloemen. Ondertussen zorgen de bijen ervoor dat de stuifmeel van de bloemen wordt overgebracht naar andere bloemen, waardoor de planten elkaar kunnen bestuiven. Deze vorm van symbiose is ...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 19 - Quiz

De koekoek legt zijn ei in de nesten van zangvogels. De jonge koekoek duwt sommige eieren van de zangvogel uit het nest. De zangvogels voeren de jonge koekoek ook meer dan hun eigen jongen, door een supranormale prikkel. Deze symbiose is een vorm van ...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 20 - Quiz

Wortelknolbacteriën leven in de wortels van planten. De bacterie gebruikt de organische stoffen die de plant maakt. De bacterie maakt zelf NH3 van de stikstof in de lucht. De plant gebruikt de NH3 om aminozuren te maken. Deze vorm van symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 21 - Quiz

Vogels maken hun nesten in bomen. Deze vorm van symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 22 - Quiz

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 23 - Quiz

Hoe groot is de draagkracht voor schapen ongeveer?
A
1500 schapen
B
15 000 schapen
C
150 000 schapen
D
1 500 000 schapen

Slide 24 - Quiz

Waardoor kan overschrijding van draagkracht tot een lagere draagkracht leiden?
A
de dieren zijn dood
B
voedselbronnen zijn uitgeput
C
het systeem schiet door

Slide 25 - Quiz

Het langdurig samenleven van organismen van verschillende soorten
Invloeden uit de levenloze natuur
De maximale populatiegrootte in een ecosysteem over langere tijd
Bepaalt of en hoeveel organismen van de soort in een gebied kunnen overleven
Samenlevingsvorm waarbij allebei de soorten voordeel hebben
Het vermogen om schommelingen in abiotische factoren te verdragen
Draagkracht
Tolerantie
Beperkende factor
Symbiose
Mutualisme
 Abiotische factor

Slide 26 - Drag question