T2 Maatwerk

Plurals
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Plurals

Slide 1 - Slide

Plural (meervoud)
De meeste woorden in het Engels zet je in het meervoud door er een -s achter te zetten:

One arm, two arms
One toe, two toes
One phone, two phones
One kid, two kids

Slide 2 - Slide

Plural (meervoud)
Er zijn 4 uitzonderingen waarbij je niet een -s mag plaatsen; eindigt het woord op:
  1.     -y dan wordt dit in het meervoud -ies:  baby - babies, lady -ladies.
  2.     s-klank, dan wordt dit in het meervoud -es: lunch - lunches,                   kiss - kisses.
  3.     -o, dan wordt dit in het meervoud -es: potato - potatoes,                           tomato -  tomatoes.
  4. -fe, dan wordt dit in het meervoud -ves: wife - wives, knife - knives

Slide 3 - Slide

Plural (meervoud)
Er zijn ook een aantal woorden waarvoor geen regel bestaat om ze in het meervoud te zetten. Deze moet je uit je hoofd leren!


foot - feet
tooth - teeth
man - men
woman - women
postman - postmen
child - children
mouse - mice
sheep - sheep
goose - geese
fish - fish
video - videos
piano - pianos
radio - radios

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Much, Many
Hoe zat dat ook alweer? wanneer gebruik je much? wanneer gebruik je many? 

Slide 6 - Slide

Much/many
Much/many   =   veel
much:  bij ontelbare dingen / enkelvoud     
I have much money in my wallet.

many:  bij telbare dingen / meervoud             
I have many books at home.

Slide 7 - Slide

Present perfect 
Form

have / has + voltooid dw

- verb + ed 
- 3de rijtje onregelmatige ww
When to use it?
- acties die in het verleden zijn begonnen en die nu nog doorlopen/ waarvan je nu resultaat van merkt 
-Als je wilt zeggen dat iets is gebeurd en niet belangrijk wanneer het is gebeurd.
Signaalwoorden
For, Yet, Never, Ever, Just, Already, Since (FYNE JAS)

Slide 8 - Slide

Jordan moved into this apartment in 2005. ( present perfect: live, since)

Slide 9 - Open question

Ellen and Rose met each other 40 years ago. ( present perfect: know, for)

Slide 10 - Open question

Robbie grew a beard six months ago. ( present perfect: have, for)

Slide 11 - Open question

Present perfect negative:
Matthew is waiting on the corner for his girlfriend but she ____ yet. (arrive)

Slide 12 - Open question

Present perfect negative:
My brother lives in a different country I ____ him for two years. (see)

Slide 13 - Open question

Present perfect negative:
It is only 8:45. The class ____ yet.. (start)

Slide 14 - Open question

Present perfect:
Mr and Mrs Tonner ___ married for 10 years. (be)

Slide 15 - Open question

Present perfect:
You are late! The class ___ already ____ (start)

Slide 16 - Open question

Present perfect:
We ____ in that restaurant several times. (eat)

Slide 17 - Open question

Much or many?
food
A
much
B
many

Slide 18 - Quiz

Much or many?
tomatoes
A
much
B
many

Slide 19 - Quiz

Much or many?
people
A
much
B
many

Slide 20 - Quiz

Much or many?
pictures
A
much
B
many

Slide 21 - Quiz

much or many?
information
A
much
B
many

Slide 22 - Quiz

Much or many?
sugar
A
much
B
many

Slide 23 - Quiz

Much or many?
children
A
much
B
many

Slide 24 - Quiz

Much or many?
oranges
A
much
B
many

Slide 25 - Quiz

Much or many?
secrets
A
much
B
many

Slide 26 - Quiz

Onregelmatige werkwoorden:
zijn - was/waren - geweest

Slide 27 - Open question

Onregelmatige werkwoorden:
worden - werd - geworden

Slide 28 - Open question

Onregelmatige werkwoorden:
beginnen - begon - begonnen

Slide 29 - Open question

Onregelmatige werkwoorden:
komen - kwam - gekomen

Slide 30 - Open question

Onregelmatige werkwoorden:
doen

Slide 31 - Open question

Onregelmatige werkwoorden:
worden - werd - geworden

Slide 32 - Open question

Onregelmatige werkwoorden:
doen - deed- gedaan

Slide 33 - Open question

Onregelmatige werkwoorden:
hebben - had - gehad

Slide 34 - Open question

Place of the adverb
Bijwoord geeft aan hoe iets gebeurt ( hoe snel, hoe vaak, hoe mooi) Bijvoorbeeld: never, always, ever, only, also, already
Deze bijwoorden komen meestal voor het hoofdwerkwoord
She has never been  here before.
Have you ever seen an elephant up a tree?
I have only heard the song once.

Slide 35 - Slide