Klinisch redeneren

Klinisch redeneren
- We gaan ontdekken wat klinisch redeneren is
1 / 41
next
Slide 1: Slide
VerpleegkundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Klinisch redeneren
- We gaan ontdekken wat klinisch redeneren is

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan bij klinisch redeneren?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is klinisch redeneren?
Klinisch redeneren is het continue proces van gegevensverzameling en analyse gericht op de vragen en problemen van een individu en zijn naasten, in relatie tot ziekte en gezondheid.

Slide 5 - Slide

Wat betekent dat dan?
'Klinisch' staat voor gezondheidsprobleem, ziekte of ziekteverschijnselen.

'Redeneren' is een ander woord voor: verklaren, overwegen of uiteenzetten.

Slide 6 - Slide

Wat je in feite doet:
Allereerst verdiep je je in de huidige situatie van de zorgvrager: je verricht metingen en observeert met een kritische blik. Deze meet- en observatiegegevens koppel je vervolgens aan jouw eigen vakkennis en ervaring.

In gedachten vergelijk je de situatie van de zorgvrager met eerdere ervaringen die je in de praktijk hebt opgedaan. Ook bedenk je welke ziekte of welk gezondheidsprobleem kan passen bij de symptomen van de zorgvrager. 
Op deze manier probeer je zo goed mogelijk in te schatten:
  • wat er aan de hand is;
  • hoe ernstig de situatie is;
  • hoe je het best kunt handelen.



Slide 7 - Slide

De drie O'
- Observeren
- Ordenen
- Oordelen
(- Overdenken)

Slide 8 - Slide

Waarom doe je dat dan?
Klinisch redeneren heeft verschillende voordelen:
  • Het biedt overzicht in (complexe) gezondheidssituaties.
  • Het helpt je om je waarnemingen van de zorgvrager onder woorden te brengen.
  • Het helpt je om de juiste keuzes (prioriteiten) te maken in je zorgverlening.
  • Het geeft een verantwoorde onderbouwing voor je eigen handelen.
  • Het biedt houvast voor je communicatie met de arts of andere disciplines.





Slide 9 - Slide

Wat is hiervoor nodig?
 Je hebt kennis nodig over anatomie, fysiologie en pathologie. Ook moet je kunnen inschatten welke invloed psychische, sociale en omgevingsfactoren hebben op de gezondheid en het welbevinden van de zorgvrager.

Slide 10 - Slide

Ten slotte: Persoonsgebonden factoren 
Bekijk de casus per zorgvrager.
Denk aan: onder- of overgewicht, roken, drugs- en alcoholgebruik of een bepaald voedingspatroon kunnen hebben op het gezondheidsprobleem van de zorgvrager. Met deze vakkennis kun je in kaart brengen of er risico's zijn op een ernstig verloop van het gezondheidsprobleem. 
Dit noem je risico-inschatting.

Slide 11 - Slide

Om klinisch te kunnen redeneren heb je tijd nodig. Je kunt dit niet van de een op de andere dag. Hierin moet je ontwikkelen en daar start je al mee als beginnend beroepsbeoefenaar!

Slide 12 - Slide

Wat is hiervoor nodig?
3 competenties: 

Slide 13 - Slide

Observeren
Verschil waarnemen en observeren:
Waarnemen betreft de primaire vaardigheid van het kijken, ruiken, voelen, luisteren. 
Observeren is hetzelfde maar dan doelgericht. Het gerichte betekent dat je bewust op zoek gaat naar klachten, opvallende verschijnselen in het uiterlijk, verbale uitlatingen,
de mimiek en het gedrag van de persoon om uiteindelijk te kunnen beoordelen hoe het gaat.
Gestructureerd observeren betekent dat het methodisch gebeurt, op een bepaalde manier.
 DOEL = verpleegkundige interpretatie van de algehele psychosociale en fysieke gesteldheid
in relatie tot het functioneren van de patiënt
 KERNVRAAG = ‘Wat signaleer je, op dit moment, bij deze patiënt?’

Slide 14 - Slide

Observatievaardigheden ingedeeld in vijf niveaus, van basis naar specifiek en invasief
 
 1. Continue professionele alertheid en aandacht (kijken, vragen, luisteren, voelen, ruiken, niet-pluissignalen, stress, pijn, kortademigheid-benauwdheid, misselijkheid, afwijkende
kleur, jeuk, onrust, angst, moeheid, depressiviteit, teruggetrokkenheid, lusteloosheid,
verwardheid, slechter eten, gewichtsverandering, bewegingsarmoede, enz.).
 2. Basisklinimetrie (pols, temperatuur, bloeddruk, ademfrequentie, saturatie, capillaire
refilltijd, reactiepatroon, diurese, hartritme, basis lab).
 3. Specifieke scoresystemen (bijv. DENWIS3, MEWS4, pijnscore, SIRS5, DOS6).
4. Uitgebreid bloedbeeld (hematologie, klinische chemie en bloedgassen).
 5. Uitgebreide en specifieke klinimetrie (ECG, invasieve drukbewaking, hemodynamische
profielen, beademingsparametrie, etc.). 

Slide 15 - Slide

Analyseren
 Analyseren betreft het inzichtelijk maken van problematiek. Gestructureerd analyseren is het
op een methodische manier doorgronden van een probleem, dus probleemoplossend denken.
Gestructureerd analyseren wordt gedaan aan de hand van de ICF-zorgthema’s.

 DOEL = verpleegkundige interpretatie van de gesteldheid van specifieke functies in relatie
tot het functioneren van de patiënt

 KERNVRAAG = ‘Wat gaat goed, is in gevaar, of gaat niet goed en wat moet er gebeuren?’

Slide 16 - Slide

Communiceren
  Er kan veel van afhangen of een verpleegkundige het juiste moment, de juiste woorden weet te
vinden. Maar ook de attitude, voortvarendheid en volharding in het vertegenwoordigen van de
belangen van de patiënt zijn van groot belang. 
 De vaardigheid van het communiceren ligt voor wat betreft het klinisch redeneren vooral in
het deskundig kunnen bespreken van jouw diagnostische bevindingen (observatie en analyse)
en daarover inhoudelijk goed kunnen overleggen.

DOEL = elkaar informeren en elkaars bevindingen delen om gezamenlijk tot eenduidige
en eendrachtige klinische besluitvorming te komen.
 KERNVRAAG = Met wie, wanneer en hoe bespreek je je bevindingen?
 
 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

ABCDE
Airway- Ademweg
Breathing -ademhaling
Circulation- Circulatie
Disability -Neurologische toestand/bewustzijn
Exposure- omgevingsfactoren (koude/warmte, breuken en kneuzingen etc)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Waarom een ordeningsprincipe als ABCDE?

  • Hoofdzaken van bijzaken scheiden
  • 'Treat first what kills first'
  • Niets over het hoofd zien
  • Orde scheppen
  • Duidelijkheid creëren
  • Structuur bieden 

Slide 22 - Slide

Leercirkel van Kolb

Slide 23 - Slide

Vandaag
- stap 1: oriëntatie op de situatie
- stap 2:klinische probleemstelling

Slide 24 - Slide

1. Oriëntatie op de situatie
De actuele gezondheidsituatie in kaart brengen
- verzamel informatie
- interpreteer de uitkomsten
- communiceer bij verhoogd risico

Slide 25 - Slide

2. Klinische probleemstelling
- mogelijke problemen in kaart brengen
- ordenen van gegevens
- leg verbanden
- welk thema

Slide 26 - Slide

Vorige week: stap 1: oriëntatie op de situatie
                         stap 2:klinische probleemstelling
Vandaag: 
stap 3: Aanvullend onderzoek
stap 4: Klinisch beleid
stap 5: Klinisch verloop
stap 6: Nabeschouwing

Slide 27 - Slide

3. Aanvullend onderzoek
- wat weet ik nog niet?
- aanvullend onderzoek nodig, welke?
- Gericht op: bevestigen diagnose, uitsluiten dd, functioneren organen en systemen

Slide 28 - Slide

3. Aanvullend onderzoek
-  wat weet ik nog niet? Anamnese, LO,
- aanvullend onderzoek nodig, welke? Lab, beeldvormend onderzoek; echo, CT, MRI etc
- Functie onderzoek; biopt, punctie, ECG, EEG, scopie etc
Wat vraag je aan, waarom en wat verwacht je van de uitslag

Slide 29 - Slide

4. Klinisch beleid 
- welke handelingen ga je uitvoeren?
- welke volgorde van handelingen?
- welke bewaking is nodig?
- welke disciplines zijn nodig?
- verpleegdoelen formuleren

Slide 30 - Slide

5. Klinisch verloop
- volg de uitgevoerde zorg, wat is het gewenste verloop
- breng resultaten in kaart
- risico van de behandeling
- complicaties
- wat is de restschade

Slide 31 - Slide

SOAP
SOAP rapportage is een gestructureerde methode voor het documenteren van patiëntgegevens en zorgplannen. 
SOAP staat voor:
Subjectief: wat de patiënt of cliënt zegt over zijn of haar ervaringen.
Objectief: observaties van de zorgverlener.
Analyse: interpretatie van de subjectieve en objectieve gegevens.
Plan: de vervolgstappen of behandelingsplannen.


Slide 32 - Slide

6. Nabeschouwing
Neem afstand van de situatie
- terugkijken
- evalueren
- reflecteren

Slide 33 - Slide

Niet pluis gevoel

Slide 34 - Mind map

EWS berekenen

Slide 35 - Slide

Stap 1: oriëntatie op de situatie
Welke redeneerhulpen ken je?

Slide 36 - Mind map

Opdracht
Wat: Maak  groepjes van 2-4 personen. Elk groepje werkt een redeneerhulp uit. (SBAR, M(P)EWS, SCEGS, ABCDE, SIRS, AMPLE, DENWIS, DOS)
Hoe: Maak een gezamenlijke presentatie in PowerPoint, max 2 slides
Tijd: 20 minuten voor uitwerken
Uitkomst: Een gezamelijke presentatie waarin de verschillende redeneerhulpen bij elkaar staan. Ieder groepje presenteert de eigen redeneerhulp klassikaal

Slide 37 - Slide

Stap 2: klinische probleemstelling
Welke systemen binnen het lichaam ken je?

Slide 38 - Mind map

Systemen / thema's binnen het klinisch redeneren van marc Bakker
Mentale functies
 Sensorische functies en pijn
Stem en spraak
Ademhaling
Ciculatie
Zuurstofvoorziening van het hart
Urogenitale functies
Spijsverteringsfuncties
Huid en afweerfuncties
Bloedwaarden
Neurologische functies
Bewegingsapparaat
Thermoregulatiesysteem
Hormonaal stelsel
Activiteiten en participatie
Beredeneren:
- welke zorgthema's zijn er bij betrokken
- wat is de problematiek
- wat zijn de prioriteiten

Slide 39 - Slide

casus
Dhr kundus, 68 jaar oud, bkm alzheimer, is drie dagen geleden gevallen. Hij heeft daarbij 6 ribben gekneust en krijgt hiervoor pcm en oxycodon.
Hij voelt zich benauwd en hij heeft pijn vastzittend aan de ademhaling.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide