Havo3 Thema 7 Vragenvuur

Thema 7 - Mens en Milieu
Vragenvuur!!
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 7 - Mens en Milieu
Vragenvuur!!

Slide 1 - Slide

Heb je een vraag?

Slide 2 - Open question

Ben je klaar voor de toets?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Ga je een voldoende scoren op de toets?
A
Ja, makkelijk!!
B
Ja, net...
C
Nou nee...
D
Ik hoop het...

Slide 4 - Quiz

Waar is de biodiversiteit het grootst
A
in een maisveld
B
in de betegelde achtertuin
C
in het bos

Slide 5 - Quiz

Wat is herintroductie van soorten
A
Nieuwe soorten in de omgeving vrijlaten.
B
Dieren laten aanpassen aan een verandert milieu
C
Uitgestorven soorten weer terug brengen van andere gebieden
D
Natuur gebieden maken.

Slide 6 - Quiz

Fossiele Brandstoffen
Duurzame energie
Kern energie
Goed voor het milieu
CO2
wind energie
Uitlaatgassen
6 procent van onze energie is?
waterkrachtcentrale
Verbranden
Raakt op
Onuitputtelijk

Slide 7 - Drag question

Hebben we broeikasgassen nodig?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Hoe warm/koud zou het zijn als er geen broeikasgassen waren?
A
12 graden
B
4 graden
C
-4 graden
D
-18 graden

Slide 9 - Quiz

Welk gas veroorzaakt het versterkte broeikaseffect?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
stikstof
D
biogassen

Slide 10 - Quiz

Wat voor een soort afval is plastic?
A
biologisch afval
B
niet-biologisch afval

Slide 11 - Quiz

Hoe noemen we al het plastic afval in de zee?
A
zee-afval
B
zee-plastic
C
plastic soep
D
afval soep

Slide 12 - Quiz

Wat doet Nederland om zich voor te bereiden op de stijging van de zee?

A
ophogen en verbreden van dijken
B
hogere huizen bouwen
C
extra bomen planten
D
dijken verlagen en breder maken

Slide 13 - Quiz

Waar of niet waar.
Het versterkte broeikaseffect heeft alleen nadelige effecten voor de mens.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Uit welk gas ontstaat ozon in de ozonlaag?
A
Ammoniak
B
Koolstofdioxide
C
Waterdamp
D
Zuurstof

Slide 15 - Quiz

Sluipwespen kunnen ingezet worden om een luizenplaag in een tulpenveld te bestrijden
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Bij welke weersomstandigheden is de kans op smog het grootst?
A
Koud weer.
B
Warm weer.
C
Windstil weer.
D
Stormachtig weer.

Slide 17 - Quiz

Wat is géén voorbeeld van akkerbouw?
A
Graan
B
Aardappelen
C
Tulpen
D
Maïs

Slide 18 - Quiz

Vruchtwisseling is
A
het moment dat de fruitboom zijn vruchten verliest
B
als er stuifmeel op de stamper komt en de plant dus bevrucht
C
de afwisseling van gewassen op een akker
D
het wisselende aanbod van seizoengebonden fruit in de supermarkten

Slide 19 - Quiz

Waarom is de ozonlaag belangrijk voor de aarde?
A
Vermindert hoeveelheid broeikasgassen
B
Houdt UV-straling deels tegen
C
Houdt zonnestralen tegen

Slide 20 - Quiz

Waar bevindt zich de ozonlaag
A
Thermosfeer
B
Stratosfeer
C
Troposfeer
D
Mesosfeer

Slide 21 - Quiz

Het gat in de ozonlaag wordt veroorzaakt door
A
koolstofdioxide
B
zwaveldioxide
C
stikstofoxiden
D
CFK (in spuitbus en koelkast)

Slide 22 - Quiz


Wat is resistentie?
A
Het ongevoelig worden van een gewas voor een ziekteverwekker
B
het overgevoelig worden van een gewas voor een ziekteverwekker
C
Het overgevoelig worden van een ziekteverwekker voor bepaalde bestrijdingsmiddelen
D
Het ongevoelig worden van een ziekteverwekker voor bepaalde bestrijdingsmiddelen

Slide 23 - Quiz

Wat is grijs water?

Kies de beste omschrijving
A
water uit de afwasmachine
B
grijskleurig water
C
licht verontreinigd afvalwater
D
oud water

Slide 24 - Quiz

Welke smog is grijs van kleur en bestaat voornamelijk uit fijnstof en gassen die ontstaan bij de verbranding van steenkool en olie.
A
zomersmog
B
wintersmog

Slide 25 - Quiz

Welk antwoord over fijnstof is juist?
A
55% van alle fijnstof heeft een natuurlijke oorsprong, de andere 45% komt van mensen
B
60% van alle fijnstof heeft een natuurlijke oorsprong, de andere 40% komt van mensen
C
45% van alle fijnstof heeft een natuurlijke oorsprong, de andere 55% komt van mensen
D
40% van alle fijnstof heeft een natuurlijke oorsprong, de andere 60% komt van mensen

Slide 26 - Quiz

Wat kun je zelf doen om plastic gebruik te verminderen?
A
Alle plastic weggooien
B
Zelf een boodschappentas meenemen
C
Afwasbaar bestek gebruiken
D
Ik kan niks doen

Slide 27 - Quiz

Wat is een nadeel van grote akkers
A
grote machines nodig
B
veel van hetzelfde gewas bij elkaar
C
gevoeligheid voor ziektes
D
kunstmestgebruik

Slide 28 - Quiz

Wat is een voordeel van urban farming?
A
er worden geen natuurgebieden gebruikt
B
meer werk voor mensen in de stad
C
leegstaande gebouwen kunnen dan worden gebruikt
D
het voedsel kan (bijna) gelijk worden verkocht

Slide 29 - Quiz

Dankzij tuinbouw in kassen kunnen exotische fruitsoorten het gehele jaar gekocht en gegeten worden
A
klopt!
B
onzin!

Slide 30 - Quiz

In een bepaald gebied hadden aardappelplanten last van een plaag coloradokevers. De kevers werden bestreden met een chemische gewasbeschermingsmiddel. Dit gewasbeschermingsmiddel kan niet door organismen worden afgebroken. Een bioloog vergeleek 100 gram biomassa van aardappelplanten, coloradokevers, insectenetende vogels en roofvogels. In welk van deze organismen zal zij de grootste hoeveelheid van dit gewasbeschermingsmiddel aantreffen?
A
in de aardappelplanten
B
in de coloradokever
C
in de insectenetende vogels
D
in de roofvogels

Slide 31 - Quiz

De larven van de nonnetjes vlinder eten uitsluitend de naalden van bomen. Soms is de plaag zo groot dat de bomen kaal worden. De plaag kan worden bestreden met sluipwespen. De sluipwespen leggen eieren in de larven van nonnetjes, en eten de larven van binnenuit op.
Is dit een voorbeeld van biologische of van chemische gewasbescherming? Zal het aantal sluipwespen in de eerste weken afnemen of toenemen?
A
biologisch en afnemen
B
biologisch en toenemen
C
chemisch en afnemen
D
chemisch en toenemen

Slide 32 - Quiz

Wat lozen fabrieken in het water?
A
kunstmest
B
olie
C
bier
D
afvalwater

Slide 33 - Quiz

Hoe komen giftige stoffen in de voedselketen?
A
planten nemen de stoffen op
B
kleine insecten en dieren eten ze
C
ze worden toegevoegd door voedselproducenten
D
er zitten geen giftige stoffen in eten

Slide 34 - Quiz

Wat zijn onderdelen van duurzame ontwikkeling?
A
duurzame energie
B
duurzaam leren
C
duurzaam wonen
D
duurzame oliewinning

Slide 35 - Quiz

Heb je nog een vraag?
(alleen typen als je een vraag hebt)

Slide 36 - Open question