Handel en Nijverheid in de Republiek

De Vrede van Münster (1648)
de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De Vrede van Münster (1648)
de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les kunnen jullie...

  • ...  uitleggen waarom in de 17e eeuw de handel en de nijverheid in de Republiek tot grote bloei kwamen.
  • ...  uitleggen hoe kooplieden en ambachtslieden in de Republiek hun geld verdienden.   
  • ... uitleggen waarom in de 17e eeuw veel mensen naar de steden in Holland en Zeeland trokken.

Slide 3 - Slide

Opdracht 1 (38)
1A

Opdracht 1
1A: Wat doen de mannen op de koopmansbeurs?
  • Ze kopen er verkopen handelswaar.
1B: Waaraan kun je zien dat handelaren uit de hele wereld naar Amsterdam kwamen?
  • Bijvoorbeeld: meneer nummer 3 met een tulband.

Slide 4 - Slide

Opdracht 1 (38)
1A

Opdracht 2
2: Gebruik bron 1. Maak de zin kloppend.
  • Op dit schilderij staan Hollandse koopmannen (1). Ook zie je een koopman uit Rusland (2). Hij verkoopt bont. Een koopman uit Perzië (3) verkoopt zijden stoffen. 
  • Bont en zijden stoffen zijn grondstoffen / luxeproducten
  • Deze producten werden in Amsterdam verkocht. 
  • Daar woonden waarschijnlijk veel / weinig rijke mensen.

Slide 5 - Slide

Opdracht 1 (38)
1A

Opdracht 2
2: Gebruik bron 1. Maak de zin kloppend.
  • Op dit schilderij staan Hollandse koopmannen (1). Ook zie je een koopman uit Rusland (2). Hij verkoopt bont. Een koopman uit Perzië (3) verkoopt zijden stoffen. 
  • Bont en zijden stoffen zijn grondstoffen / luxeproducten
  • Deze producten werden in Amsterdam verkocht. 
  • Daar woonden waarschijnlijk veel / weinig rijke mensen.

Slide 6 - Slide

Opdracht 1 (38)
1A

Opdracht 2
2: Gebruik bron 1. Maak de zin kloppend.
  • Op dit schilderij staan Hollandse koopmannen (1). Ook zie je een koopman uit Rusland (2). Hij verkoopt bont. Een koopman uit Perzië (3) verkoopt zijden stoffen. 
  • Bont en zijden stoffen zijn grondstoffen / luxeproducten
  • Deze producten werden in Amsterdam verkocht. 
  • Daar woonden waarschijnlijk veel / weinig rijke mensen.

Slide 7 - Slide

Eind 16e eeuw: Economische groei in de Republiek.

Oorzaak één:
  • Groeiende handel met het Oostzeegebied
Graan en haring <-> Vis & zout
  •  Deze handel was goed voor de visserij & nijverheid


Slide 8 - Slide

Eind 16e eeuw: Economische groei in de Republiek.

Oorzaak twee:
  • Verovering van Antwerpen door de Spanjaarden (1585)
  • Wat deden de protestanten die daar woonden?


Slide 9 - Slide

Zelfstandig Werken
Opdracht 3, 4 en 5!
Je mag zachtjes overleggen met degene die naast je zit. 


timer
4:00

Slide 10 - Slide

Opdracht 3 (71)
3: Gebruik bron 3. Handelsschepen voeren na 1585 vanuit vier gebieden naar Amsterdam.
A.  Teken (met een pijl) de handelsroute vanuit elk gebied naar Amsterdam. Eén pijl is al gegeven.  
B.  Schrijf erbij welke producten naar Amsterdam gebracht werden.
 
 

 



Slide 11 - Slide

Opdracht 3 (71)
3: Gebruik bron 3. Handelsschepen voeren na 1585 vanuit vier gebieden naar Amsterdam.
A.  Teken (met een pijl) de handelsroute vanuit elk gebied naar Amsterdam. Eén pijl is al gegeven.  
B.  Schrijf erbij welke producten naar Amsterdam gebracht werden.

 

 



Slide 12 - Slide

Opdracht 3 (71)
3: Gebruik bron 3. Handelsschepen voeren na 1585 vanuit vier gebieden naar Amsterdam.
A.  Teken (met een pijl) de handelsroute vanuit elk gebied naar Amsterdam. Eén pijl is al gegeven.  
B.  Schrijf erbij welke producten naar Amsterdam gebracht werden.
C. Welke producten verkochten de Amsterdamse kooplieden in het Oostzeegebied?
  • Zout en haring
 

 



Slide 13 - Slide

Opdracht 4 (72)
4A: Wie vochten er tegen elkaar tijdens de opstand?
  • Spanje en de opstandige gewesten in de Nederlanden
4B: Waarom werd Antwerpen veroverd?
  • C: Spanje veroverde de stad, omdat Antwerpen zich bij de Opstand had aangesloten.
4C: Maak de tekst kloppend. 
  • De grote bloei van handel en nijverheid in Holland en Zeeland was wel / niet belangrijk voor de afloop van de Opstand.

Slide 14 - Slide

Opdracht 4 (72)
4A: Wie vochten er tegen elkaar tijdens de opstand?
  • Spanje en de opstandige gewesten in de Nederlanden
4B: Waarom werd Antwerpen veroverd?
  • C: Spanje veroverde de stad, omdat Antwerpen zich bij de Opstand had aangesloten.
4C: Maak de tekst kloppend. 
  • De grote bloei van handel en nijverheid in Holland en Zeeland was wel / niet belangrijk voor de afloop van de Opstand.

Slide 15 - Slide

Opdracht 4 (72)
4A: Wie vochten er tegen elkaar tijdens de opstand?
  • Spanje en de opstandige gewesten in de Nederlanden
4B: Waarom werd Antwerpen veroverd?
  • C: Spanje veroverde de stad, omdat Antwerpen zich bij de Opstand had aangesloten.
4C: Maak de tekst kloppend. 
  • De grote bloei van handel en nijverheid in Holland en Zeeland was wel / niet belangrijk voor de afloop van de Opstand. 
  • Hierdoor hadden de opstandelingen genoeg / te weinig geld om de Opstand vol te houden.

Slide 16 - Slide

Opdracht 4 (72)
4A: Wie vochten er tegen elkaar tijdens de opstand?
  • Spanje en de opstandige gewesten in de Nederlanden
4B: Waarom werd Antwerpen veroverd?
  • C: Spanje veroverde de stad, omdat Antwerpen zich bij de Opstand had aangesloten.
4C: Maak de tekst kloppend. 
  • De grote bloei van handel en nijverheid in Holland en Zeeland was wel / niet belangrijk voor de afloop van de Opstand. 
  • Hierdoor hadden de opstandelingen genoeg / te weinig geld om de Opstand vol te houden.

Slide 17 - Slide

Opdracht 5 (72)
5: Wat waren drie gevolgen van de verovering van Antwerpen?
  • A. De handel in Antwerpen groeide snel.
  • B. De Spanjaarden trokken verder naar Amsterdam.
  • C. Het aantal inwoners van Amsterdam nam toe.
  • D. Specerijen kon je voortaan beter in Amsterdam dan in Antwerpen kopen.
  • E. Veel kooplieden en ambachtslieden uit Antwerpen vluchtten naar Amsterdam.
  • F. Zijde uit Azië was in Europa niet meer te koop

Slide 18 - Slide

Opdracht 5 (72)
5: Wat waren drie gevolgen van de verovering van Antwerpen?
  • A. De handel in Antwerpen groeide snel.
  • B. De Spanjaarden trokken verder naar Amsterdam.
  • C. Het aantal inwoners van Amsterdam nam toe.
  • D. Specerijen kon je voortaan beter in Amsterdam dan in Antwerpen kopen.
  • E. Veel kooplieden en ambachtslieden uit Antwerpen vluchtten naar Amsterdam.
  • F. Zijde uit Azië was in Europa niet meer te koop

Slide 19 - Slide

Handel & geld
  • De Gouden Eeuw
  • Amsterdam
  • Stapelmarkt: Een plek waar je handelswaren opslaat voordat je ze verkoopt. 

Slide 20 - Slide

Handel & geld
De gevolgen van de verovering van Antwerpen voor Amsterdam:
  • Naast grondstoffen kwamen er ook luxeproducten op de Amsterdamse stapelmarkt.
  • Ook ambachtslieden kwamen vanuit Antwerpen naar Holland. Zij maakten bijvoorbeeld laken van wol.

Slide 21 - Slide


Handelskapitalisme
  • Winst!

Slide 22 - Slide

Opdracht 6 (74)
6A: Wat is een stapelmarkt?
  • A. Een plaats waar goederen worden opgeslagen vóór ze worden doorverkocht.
  • B. Een plaats waar goederen worden verkocht vóór ze worden opgeslagen.
  • C. Een plaats waar grondstoffen worden bewerkt en daarna worden verkocht.
  • D. Een plaats waar luxeproducten worden bewerkt en daarna worden verkocht.

 



Slide 23 - Slide

Opdracht 6 (74)
6A: Wat is een stapelmarkt?
  • A. Een plaats waar goederen worden opgeslagen vóór ze worden doorverkocht.
  • B. Een plaats waar goederen worden verkocht vóór ze worden opgeslagen.
  • C. Een plaats waar grondstoffen worden bewerkt en daarna worden verkocht.
  • D. Een plaats waar luxeproducten worden bewerkt en daarna worden verkocht.
6B: Hoe veranderde de Amsterdamse stapelmarkt? Vul de juiste woorden in. Kies uit: grondstoffen, luxeproducten.

 



Slide 24 - Slide

Opdracht 6 (74)
6A: Wat is een stapelmarkt?
  • A. Een plaats waar goederen worden opgeslagen vóór ze worden doorverkocht.
  • B. Een plaats waar goederen worden verkocht vóór ze worden opgeslagen.
  • C. Een plaats waar grondstoffen worden bewerkt en daarna worden verkocht.
  • D. Een plaats waar luxeproducten worden bewerkt en daarna worden verkocht.
6B: Hoe veranderde de Amsterdamse stapelmarkt? Vul de juiste woorden in. Kies uit: grondstoffen, luxeproducten.
  • Op de stapelmarkt werd eerst vooral gehandeld in grondstoffen. Later werd op de stapelmarkt van Amsterdam ook gehandeld in luxeproducten.


 



Slide 25 - Slide

Opdracht 6C (74)
6C: Welke producten zijn grondstoffen en welke luxeproducten?
Wol: 
  • Grondstof
Laken: 
  • Luxeproduct
Hout: 
  • Grondstof
Geslepen diamanten: 
  • Luxeproduct


 



Slide 26 - Slide

Opdracht 7 (74)
7: Wat zijn twee voorbeelden van handelskapitalisme?
  • A. Het verdiende geld investeren in een grote partij wollen stoffen.
  • B. Het verdiende geld sparen en er een grachtenpand van kopen.
  • C. Je werkplaats verkopen en van de opbrengst gaan leven.
  • D. Mooie schilderijen kopen van het verdiende geld.
  • E. Van het verdiende geld snellere schepen bouwen.


Slide 27 - Slide

Opdracht 7 (74)
7: Wat zijn twee voorbeelden van handelskapitalisme?
  • A. Het verdiende geld investeren in een grote partij wollen stoffen.
  • B. Het verdiende geld sparen en er een grachtenpand van kopen.
  • C. Je werkplaats verkopen en van de opbrengst gaan leven.
  • D. Mooie schilderijen kopen van het verdiende geld.
  • E. Van het verdiende geld snellere schepen bouwen.


Slide 28 - Slide

Opdracht 8 (74)
8: Zet de zinnen in de goede tijdsvolgorde, van vroeger naar later.
A. Amsterdamse kooplieden verdienen vooral veel geld met de handel met het Oostzeegebied.
B. In Amsterdam worden op de stapelmarkt ook luxeproducten verhandeld.
C. Na de verovering van Antwerpen gaan veel ambachtslieden en kooplieden naar Amsterdam.
  • A, C, B.


Slide 29 - Slide

Bevolkingsgroei in de Republiek
Er was sprake van bevolkingsgroei in de Republiek. Door: Migratie
  • Er was namelijk veel werk en de lonen waren hoog.
  • Er kwamen vluchtelingen: mensen die werden vervolgd door hun geloof. Zij kwamen naar de Republiek want daar was meer verdraagzaamheid.

Slide 30 - Slide

Huiswerk

Opdracht 9, 10 en 11

Slide 31 - Slide