1MH - herhaling lidwoorden + ser

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

H 1 t/m 5

1. lidwoorden
2. werkwoord: ser
3. werkwoord: estar
4. regelmatige werkwoorden
5. werkwoord: tener
6. bijvoeglijk naamwoord
7. werkwoord: ir
8. ontkenning
9. getallen 1-100
10. klokkijken
11. bezittelijk voornaamwoord
12. toekomende tijd

EL ARTÍCULO/ HET LIDWOORD

Wat is het meervoud van...?
ciudad

Wat is het meervoud van...?
canción

Wat is het meervoud van...?
supermercado

Wat is het meervoud van...?
simpática

Wat is het meervoud van...?
participante

Wat is het meervoud van...?
holandés

Wat is het meervoud van...?
camping

Wat is het meervoud van...?
chica

Het juiste lidwoord voor CHICA is...

1. LA
2. EL
3. LAS
4. LOS

Het juiste lidwoord voor PISCINA is...

1. LA
2. EL
3. LAS
4. LOS

Het juiste lidwoord voor ESTACIÓN is...

1. LA
2. EL
3. LAS
4. LOS

Het juiste lidwoord voor RESTAURANTE is...

1. LA
2. EL
3. LAS
4. LOS

Het juiste lidwoord voor FARMACIAS is...

1. LA
2. EL
3. LAS
4. LOS

Het juiste lidwoord voor HOSPITALES is...

1. LA
2. EL
3. LAS
4. LOS

Het juiste lidwoord voor HOLANDÉS is...

1. UNA
2. UN
3. UNAS
4. UNOS

Het juiste lidwoord voor AMIGAS is...

1. UNA
2. UN
3. UNAS
4. UNOS

Het juiste lidwoord voor HOSPITALES is...

1. UNA
2. UN
3. UNAS
4. UNOS

Het juiste lidwoord voor ESPAÑOLAS is...

1. UNA
2. UN
3. UNAS
4. UNOS

Het juiste lidwoord voor CINE is...

1. UNA
2. UN
3. UNAS
4. UNOS

los verbos reflexivos (wederkerend werkwoord)

Voorbeeld: llamarse = heten

Yo                                me   llamo

Tú                                te     llamas

Él, Ella,Usted             se     llama

Nosotros(as)             nos  llamamos

Vosotros(as)              os     llamáis

Ellos(as), ustedes     se    llaman

Wederkerend ww (llamarse)

Maak DEZE opdracht

Llamarse

Oefen HIER met quizlet

Klik HIER voor opdracht 1

Klik HIER voor opdracht 2

El verbo SER

Wat betekent het werkwoord SER?

Is SER regelmatig of onregelmatig?

Hoe vervoeg je het werkwoord SER? 

vervoeg het werkwoord SER

1. Mi padre ____________ profesor.

2. Nosotros _________________ alumnos del Alkwin.

3. ¿Vosotros _______________ de Costa Rica?

4. Ellas ________________ amigas.

5. ¿Tú _______________ futbolista?

6. Yo __________________ de Holanda.

7. Juan  ______________ mi hermano.

Trabajamos

Página 24, ej 1

Página 25, ej 5

Ser = Zijn

Ser NL-SP

Oefening 1

Oefening 2

Oefening 3

Deberes

Estudiar (=leren):

Unidad 2, Voca NL-SP 1-45