4.3 Formuleren_Contaminatie en dat/als

Welkom!
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

SO Taalverzorging
- 3 weken na de meivakantie (21 mei)
- Formuleren (herhaling 2.3 en nieuwe onderdelen) + werkwoordspelling




Slide 2 - Slide

4.3 Formuleren contaminatie
Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten - contaminatie
Bij een contaminatie haal je twee woorden of uitdrukkingen door elkaar.

Voorbeeld
Ik irriteer me aan luid bellende mensen. (fout)
Mijn haar zit helemaal door de war. (fout)




Slide 3 - Slide

4.3 Formuleren contaminatie
Voorbeeld
Ik irriteer me aan luid bellende mensen. (fout)
Mijn haar zit helemaal door de war. (fout)

Iets irriteert je > Zijn gedrag irriteert me.

Je ergeren aan iets > Ik erger me aan zijn gedrag.



Slide 4 - Slide

4.3 Formuleren contaminatie
Ik erger me aan luid bellende mensen. (goed) 

Luid bellende mensen irriteren me. (goed) 




Slide 5 - Slide

Mijn haar zit helemaal door de war. (fout)
Wat moet het wel zijn?

Slide 6 - Open question

Zou jij deze informatie willen nazoeken?

Wat is de contaminatie?
A
Zou
B
deze informatie
C
willen
D
nazoeken?

Slide 7 - Quiz

nazoeken.
Dit woord is fout. Hoe noemen wij dit?
nakijken
opzoeken

Slide 8 - Slide

Mijn moeder gaat mijn oma
optelefoneren.

Wat is de contaminatie?
A
Mijn moeder
B
optelefoneren
C
mijn oma

Slide 9 - Quiz

Willen jullie mij alsjeblieft verexcuseren.
Wat is de contaminatie?
A
Willen
B
verexcuseren
C
alsjeblieft
D
jullie mij

Slide 10 - Quiz

verexcuseren
excuseren
verontschuldigen

Slide 11 - Slide

Welk woord is de contaminatie?

Wil jij dit papier voor mij afprinten?

Slide 12 - Open question

afprinten
afdrukken
printen

Slide 13 - Slide

Welk woord is de contaminatie?

Ik ga deze som overnieuw maken?

Slide 14 - Open question

overnieuw
Ik doe het over.
Ik doe het opnieuw.

Slide 15 - Slide

4.3 Formuleren dat / als
Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten - dat/als-constructie

Mijn mentor denkt dat als ik elke dag een halfuur langer aan mijn huiswerk zit, dat dan mijn cijfers beter zullen worden. (fout)

Mijn mentor denkt dat mijn cijfers beter zullen worden, als ik elke dag een halfuur langer aan mijn huiswerk zit. (goed)


Slide 16 - Slide

4.3 Formuleren dat / als
Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten - dat/als-constructie
Mijn mentor denkt dat als ik elke dag een halfuur langer aan mijn huiswerk zit, dat dan mijn cijfers beter zullen worden. (fout)

In een samengestelde zin schrijf je vaak een bijzin die met 'als' begint. 
Deze bijzin houdt dan een voorwaarde in. 
Bijzinnen van voorwaarde staan nogal eens in het midden van een zin. Dat zorgt ervoor dat de zin lastiger te lezen is. Voorkom daarom deze dat/als-constructie. 

Schrijf bijzinnen van voorwaarde (met als) altijd achteraan of vooraan in de zin.
Als je dat als leest > is het fout!



Slide 17 - Slide

1) Ik vind dat als je a zegt, dat je dan ook b moet zeggen.
2) Als je a zegt, moet je ook b zeggen, vind ik.

Welke zin is goed?
A
zin 1
B
zin 2

Slide 18 - Quiz

1) Ze zeggen dat als we de wereld willen redden, we minder vlees moeten gaan eten, maar ik twijfel of dat klopt.
2) Ze zeggen dat we minder vlees moeten gaan eten als we de wereld willen redden, maar ik twijfel of dat klopt.
Welke zin is goed?
A
zin 1
B
zin 2

Slide 19 - Quiz

1) Mijn zwartgallige oom beweert dat de wereld beter af is als de mens gewoon uitsterft.
2) Mijn zwartgallige oom beweert dat als de mens gewoon uitsterft, dat de wereld dan beter af is.
Welke zin is goed?
A
zin 1
B
zin 2

Slide 20 - Quiz

1) Sommige mensen zijn bang dat ze een vitaminetekort zullen oplopen als ze veganistisch gaan eten.
2) Sommige mensen zijn bang dat als ze veganistisch gaan eten, ze een vitaminetekort zullen oplopen.
Welke zin is goed?
A
zin 1
B
zin 2

Slide 21 - Quiz

1) Dus jij denkt dat als er meer genetisch gemodificeerde gewassen worden gebruikt, dat de natuur dan naar de knoppen gaat.
2) Dus jij denkt dat de natuur naar de knoppen gaat als er meer genetisch gemodificeerde gewassen worden gebruikt.
Welke zin is goed?
A
zin 1
B
zin 2

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
4.3 Formuleren Op niveau online
1) Maak opdracht 36 t/m 39, blz. 164 t/m 166



Slide 23 - Slide

Aan de slag
4.3 Formuleren Op niveau online
1) Maak opdracht 36 t/m 39, blz. 164 t/m 166

Klaar?
7.3 Formuleren in Op niveau online
2) Maak opdracht 37 + 38 (lees eerst de theorie over Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten - foutieve begrenzing)

Slide 24 - Slide

Zinnen begrenzen. Waarom?
Als je een zin schrijft zonder komma's en punten krijg je dus zoiets en dat is supervervelend om te lezen ook wordt het lastig om te begrijpen waar het einde van je verhaal is doordat je niet zo goed weet waar een zin begint en eindigt waardoor je dus weer volledig de weg kwijt bent en je je afvraagt of je het eigenlijk nog wel kan volgen

Slide 25 - Slide

Uitleg
1. Uitleg hoofdzin en bijzin
2.Uitleg zinnen begrenzen
3.Uitleg zinnen onjuist begrenzen

Slide 26 - Slide

 Hoofdzin en bijzin
Hoofdzin: er kan geen ander zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan. 
Test dit met het woordje "niet". 

Het niet  is alweer bijna carnaval. Daar hebben niet we allemaal heel veel zin in.


Slide 27 - Slide

Hoofdzin en bijzin
Bijzin: er kan wel een ander zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan.
Test dit met het woordje "niet".

omdat hij niet blij was vandaag
zodat Keesje niet meer zo vaak ging voetballen

Slide 28 - Slide

Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer.
A
Bijzin - bijzin
B
Hoofdzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - bijzin
D
Bijzin - hoofdzin

Slide 29 - Quiz

We hebben zin in de vakantie, omdat het dan weer carnaval is.
A
Hoofdzin - bijzin
B
Bijzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 30 - Quiz

Zinnen begrenzen
1. Wanneer mag je twee zinnen met elkaar verbinden met een komma?
Hoofdzin (HZ) + bijzin (BZ)
Bijzin (BZ) + hoofdzin (HZ)

We hebben zin in de vakantie (HZ), omdat het dan weer carnaval is (BZ).
Omdat het dan weer carnaval is (BZ), hebben we zin in de vakantie.(HZ)


Slide 31 - Slide

Zinnen begrenzen
2. Wanneer mag je een zin afsluiten met een punt?

Hoofdzin 

Ik ga vandaag naar school.

Slide 32 - Slide

Zinnen begrenzen
3. Wanneer mag je twee zinnen verbinden met 'en', 'maar', 'of', 'want', of 'dus'?

Hoofdzin + hoofdzin

Gisteren was ik niet op school en vandaag ben ik er weer.
Gisteren niet was ik niet op school en vandaag niet ben ik er weer.

Slide 33 - Slide

Zinnen onjuist begrenzen
Het kan op twee manieren fout gaan:
  • twee hoofdzinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)
  • een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los laten staan en afsluiten met een punt (bijzin  "punt")

Slide 34 - Slide

Zinnen onjuist begrenzen
Twee zelfstandige zinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)

Verbetering: zet een punt of plaats 'en', 'maar', 'of', 'dus' of 'want'.
  • Fout: Gisteren was ik niet op school, vandaag ben ik er weer.
  • Goed: Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer
  • Goed: Gisteren was ik niet op school en vandaag ben ik er weer.



Slide 35 - Slide

Zinnen onjuist begrenzen
Losse bijzin: een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los laten staan en afsluiten met een punt (bijzin "punt")
Verbetering: Vervang de punt door een komma.
  • Fout: We hebben zin in de vakantie. Omdat het dan weer carnaval is.
  • Goed: We hebben zin in de vakantie, omdat het dan weer carnaval is.
  • Fout: Hij heeft heel hard getraind. Zodat hij de marathon kon lopen.
  • Goed: Hij heeft heel hard getraind, zodat hij de marathon kon lopen.

Slide 36 - Slide

Tegenwoordig lijkt de aarde steeds meer op te warmen, daardoor smelten de ijskappen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quiz

De supermarkt is erg ver weg, daarom moeten we een heel stuk lopen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Gisteren moest ik een hockeywedstrijd spelen, vandaag ben ik vrij.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

Aan de slag
7.3 Formuleren in Op niveau online
1) Maak 4.3 Formuleren opdracht 37 + 38 in Op niveau online

Slide 40 - Slide