3 basis - 1.7 1/3 Zinsontleden

Welkom 3F!
Welkom in de LessonUp!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom 3F!
Welkom in de LessonUp!

Slide 1 - Slide

Vandaag:
Ontleden van zinnen:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp
5. meewerkend voorwep
6. bijwoordelijk bepaling

Slide 2 - Slide

Kennismaken
A
Oudste
B
Jongste
C
Middelste
D
Enig kind

Slide 3 - Quiz

Kennismaken
A
Instagram
B
TikTok
C
Whatsapp
D
Snapchat

Slide 4 - Quiz

Kennismaken
A
Sushi
B
Kapsalon
C
Friet
D
Pizza

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Link

Hoe vind ik de persoonsvorm?

Slide 7 - Mind map

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 9 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde

Slide 10 - Mind map

Wat is in de onderstaande zin het gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 11 - Quiz

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 12 - Quiz

Onderwerp? Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
door de zin vragend te maken?
B
Wie of wat + gezegde?’
C
Wie of wat + onderwerp + gezegde?’

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 15 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 16 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De kassière geeft aan de vriendelijke klant de spaarzegels.
A
de spaarzegels
B
aan de vriendelijke klant
C
de vriendelijke klant
D
de kassière

Slide 19 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Volgende week ga ik voor mijn vrienden een zak snoep kopen
A
volgende week
B
een zak snoep
C
ga kopen
D
voor mijn vrienden

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De tuinman geeft de pas geplante bloemen water met een gieter
A
met een gieter
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 22 - Quiz

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 23 - Quiz

Aan de slag!
Maak opdracht

Klaar?
Aan de slag met 1.7
Maak de opdrachten van 1.7

timer
10:00
Klaar?

Test jezelf 1.3 en 1.5 

Slide 24 - Slide