1. File 5 Buy me - 6/7/8+ I 3

Welcome 
Buy Me File 5
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome 
Buy Me File 5

Slide 1 - Slide

Waar ging de les gisteren over?

Slide 2 - Slide

Degrees of comparison
  1. fast    ( adjective=bijv.nw)
  2. faster than    (comparative = vergelijking> than)
  3. the fastest (superlative = overtreffen)

    Let op lange woorden ( 3 of meer lettergrepen)
  4. beautiful/ more beautiful than/ the most beautiful
  5.  good / better/ best ..... bad/worse/ the worst...etc. 

Slide 3 - Slide

Doel:
  • Introduction irregular verbs File 5
  • You are going to read a text about advertisments and commercials

Slide 4 - Slide

Irregular verbs
Irregular verbs 

Slide 5 - Slide

Wat is nou eigenlijk een irregular verb?

Slide 6 - Open question

Wat is de Past Simple in het Nederlands?

Slide 7 - Open question

Wat is de Present Perfect in het Nederlands?

Slide 8 - Open question

Welk werkwoord hoort er altijd bij de Present Perfect

Slide 9 - Open question

Werkwoorden Past simple and Present Perfect
  1. regular verbs = gewone (zwak werkwoord) + ed
    en
  2. irregular verbs = verandert van vorm (sterk werwoord) 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Past Simple
Verleden tijd = voorbij

Key words: Yesterday/..years ago/ last monday/ ...

Hoe schrijf je het? ww+ed of 2de rij irregular verbs
  1. He walked 10 miles yesterday. (to walk)
  2. He bought some cookies on Monday. (to buy)
Make a note

Slide 12 - Slide

Present Perfect
In het verleden gebeurt en nog steeds van toepassing.
(Voltooid deelwoord)
  • Key words: For/Yet/Never/Ever Just/Always/Since
  • Onderwerp + have/has en  ww+ed of 3de rij irregular verbs

  1. The have walked to school since they were 5 years old.
  2. He always has bought cookies for his grandma.
Make a note

Slide 13 - Slide

Samen opdracht 6 lezen

Slide 14 - Slide

Make File 5
  • Make: 6/7/8 and I3
    KGT: 7 and I 3/4
  • Reading task Link>docent
  • Read The Fantastic mr. Fox
  • Write the words A in your notebook or practice on Quizlet
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Kahoot
Thuis:   gebruik je Ipad om de vragen mee te kijken en je telefoon om in te loggen in Kahoot.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

adjectives= bijvoegelijk nw
Een adjective = een bijvoegelijke naamwoord. Het zegt wat over iets of iemand.
Je kunt ze in het Engels op 2 plaatsen tegenkomen.
  1. Voor een NOUN (zelfstandignaamwoord = iets of iemand)
  2. Na een vorm van To Be = zijn (am/is/are/was/were)

    He smiles at his beautiful wife.       OR       His wife is beautiful

Slide 18 - Slide