Syllabusles Dans

Syllabusles Dans
Syllabusles: Dans
1 / 32
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with text slides and 18 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Syllabusles Dans
Syllabusles: Dans

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Voorstelling:
Wát is er te zien en/of te horen?

  • Wat voor soort dans wordt er uitgevoerd: (werelddans, klassiek ballet, moderne dans, jazzdans, urban dans?)
  • En wat voor soort dansvoorstelling is er te zien, (bijvoorbeeld een verhalend romantisch ballet, een modern theaterdansstuk, een musical, een volksdans of een dance battle?)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Inhoud:
Wáár gaat de dansvoorstelling over? Welk onderwerp, verhaal, thema, idee of concept? Welke boodschap of diepere betekenis?

Bij dans met verhalend onderwerp kun je dansvoorstelling analyseren aan de hand van 5 w’s: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom.


Slide 10 - Slide

Inhoud:
In het geval van Lamentation, de danssolo van Martha Graham hiernaast, is het onderwerp het lichaam als uitdrukkingsmiddel van verdriet. De diepere betekenis van dit onderwerp is vaak universele rouw of lijden.

Slide 11 - Slide

Inhoud:
Bij het Zwanenmeer, zoals hiernaast te zien is, is het onderwerp het sprookje over de witte en de
zwarte zwaan. De diepere betekenis is hier de strijd tussen goed en kwaad. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

III. Vormgeving
Hóe wordt de uitvoering/voorstelling vormgegeven door middel van dans?
Vormgeving in dans gebeurt door gebruik van ruimte, tijd en kracht. 

1 Ruimte: Dans voltrekt zich altijd in ruimte. Ruimte kent een aantal aspecten, zoals:
  • richtingen
In het horizontale vlak zijn er diverse richtingen waarin de danser de ruimte kan doorsnijden/bewegen. Denk hierbij aan voor- en achterwaarts, zijwaarts en diagonaal. Variaties kunnen leiden tot patronen (bijvoorbeeld lijn, cirkel, slinger, spiraal, acht). 

  • hoogtelagen
In het verticale vlak kan de danser zich bewegen in drie lagen: hoog, midden en laag. Springen is ‘hoog’ en zittend/liggend de grond gebruiken is ‘laag’. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Hoogtelagen:
Hoogtelagen:
In het verticale vlak kan de danser zich bewegen in drie lagen: hoog, midden en laag. De lagen worden gedacht vanuit het bekken van de danser, dat als ‘midden’ wordt gezien. Dus springen is dan ‘hoog’ en zittend/liggend de grond gebruiken is ‘laag’.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Vraag bij filmfragment op vorige dia/slide
N.B. Het gaat in de vragen hieronder om DANS, dus hier 
(dans)bewegingen omschrijven!!!

Slide 18 - Slide

III. Vormgeving (vervolg)
2 Tijd
Dans voltrekt zich niet alleen in de ruimte, maar ook in tijd. Dans heeft een duur (acht maten voor een paar passen, avondvullend voor een sprookjesballet bijvoorbeeld), een tempo (van uiterst langzaam tot extreem snel), een ritme en maat (zie bij muziek). Kortom, dans maakt een bepaalde verdeling van
de tijd zichtbaar.


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

III. Vormgeving (vervolg)
3 Kracht
Dansers zetten altijd kracht in om te dansen.

Denk hierbij aan:
  • spanning (tonus):
Spieren aanspannen en ontspannen, afhankelijk van de beweging die hij wil maken. 
(been optillen, springen, maar ook loslaten/laten vallen of ontspannen).
  • gewicht
Het lichaam van de danser heeft een gewicht dat bewust kan worden ingezet. (vallen, rollen of suggestie gewichtsloosheid.) 
  • aanzet, impuls
Het karakter van een beweging hangt sterk af van de aanzet die de danser geeft aan de beweging: hij kan een sterke aanzet meegeven of een zeer lichte. Als de danser zelf inactief is en de aanzet van zijn beweging komt van buiten, dan spreken we van een impuls. 


Slide 21 - Slide

Aanzet, impuls

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

De vorm van bewegen van een danser kan bijvoorbeeld rond of hoekig zijn, symmetrisch of asymmetrisch, groot (helemaal uitgestrekt) of klein (helemaal in elkaar). 





Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

IV. Theatrale vormgeving
Waarmee; met welke materialen en technieken wordt de dansvoorstelling vormgegeven?

> zie drama (theater).
NB! De ‘balletspitz’ is noodzakelijk voor een specifieke beweging en valt, behalve onder kostumering > drama (theater), ook onder > dans, III. vormgeving

Slide 32 - Slide