Werkwoordspelling les 2: persoonsvorm TT

Nederlands G3 - P1 2022/2023
Werkwoordspelling 
les 2


1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands G3 - P1 2022/2023
Werkwoordspelling 
les 2


Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les ...

Log in en doe mee!

Slide 2 - Slide

Terugblik: Wat heb je onthouden van de vorige les werkwoordspelling?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aan de slag!

Log in en doe mee met de les.


Slide 13 - Slide

PVTT
Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt

Slide 14 - Quiz

PVTT
Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 15 - Quiz

PVTT
Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
Word
B
Wort
C
Wordt

Slide 16 - Quiz

PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd zo laat?
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoort

Slide 17 - Quiz

PVTT
Het gebeur... de laatste tijd steeds meer.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 18 - Quiz

PVTT
Bran.... je handen niet aan die hete pan!
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 19 - Quiz

PVTT
Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 20 - Quiz

PVTT
Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt

Slide 21 - Quiz

PVTT
Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.
A
ondervraagd
B
ondervraagt
C
ondervraagdt

Slide 22 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 23 - Quiz

Aan de slag!
Op de volgende slides volgt een aantal herhalingsopdrachten over de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

De opdracht:
Zet de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan in de goede vorm in de zin.
Schrijf ook het onderwerp op dat hoort bij die persoonsvorm!

Voorbeeld: 
_______ je dat een goed voorstel? (vinden)
Antwoord: vind je

Slide 24 - Slide

Vul de juiste vorm in in de tegenwoordige tijd
De docent (deleten) de opdracht.
A
deletet
B
delet
C
delete

Slide 25 - Quiz

Vul de juiste vorm in in de tegenwoordige tijd

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 26 - Quiz

Vul de juiste vorm in in de tegenwoordige tijd

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekendt

Slide 27 - Quiz

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

1. Vind jij ook niet dat ik veel verdien, vergeleken met wat hij __________ ? (verdienen)

Slide 28 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort
2. Paul __________ mij of ik hem wil helpen. (polsen)

Slide 29 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

3. Ik hoorde dat de nieuwe H&M morgen geopend __________. (worden)

Slide 30 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

4. Mijn vrienden snappen het niet, maar ik __________ die muziek erg vervelend. (vinden)

Slide 31 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

5. Wat gek dat Jelle zich nog altijd zo over zijn hoge cijfers __________ ! (verbazen)

Slide 32 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

6. Mijn kleren zullen er wel van gaan stinken, maar de vuurkorf __________ uitstekend! (branden)

Slide 33 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

7. Moet ik hem helpen of __________ je klasgenoot de uitleg zelf? (onthouden)

Slide 34 - Open question

Nog meer oefenen!

Zet de werkwoorden, die achter de zin tussen haakjes staan, in de goede vorm in de zin in de tegenwoordige tijd.

Schrijf ook het onderwerp, dat hoort bij de persoonsvorm, op!

Slide 35 - Slide

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

1. Hoe vaak ... je dat horloge eigenlijk op? (winden)

Slide 36 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

2. … nou niet ongeduldig, jouw tijd komt heus wel. (worden)

Slide 37 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

3. … zijn verklaring je of denk je dat hij liegt? (overtuigen)

Slide 38 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

4. Volgens mij … die wielrenners wel vijf uur per week aan conditietraining. (besteden)

Slide 39 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

5. Als je even wacht, … ik een bos dahlia’s voor je af. (snijden)

Slide 40 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

6. De umpire … de beslissing van de lijnrechter. (overrulen)

Slide 41 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

7. … je trainer uiterlijk morgen of je meedoet. (melden)

Slide 42 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

8. Morgen … de organisatiecommissie een persconferentie. (beleggen)

Slide 43 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

9. Deze vereniging … voorlichtingsmateriaal in het noorden van het land. (verspreiden)

Slide 44 - Open question

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

10. Ik denk dat wat jij … juist is. (vermoeden)

Slide 45 - Open question