BASIS 1 - Herhalingsles hoofdstuk 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

BASIS 1 - Herhalingsles hoofdstuk 3

4 dicteewoorden

Dicteewoord 1

Dicteewoord 2

Dicteewoord 3

Dicteewoord 4

Lezen 3.3

Als je een tekst nauwkeurig leest, dan bekijk je even snel waar de tekst over gaat.

1. Waar
2. Niet waar

Als je een tekst nauwkeurig leest, lees je hem zin voor zin.

1. Waar
2. Niet waar

Uit welke 3 delen bestaat een tekst?

De eerste en de laatste alinea's van de tekst zijn de kern

1. Waar
2. Niet waar

Het onderwerp van de tekst is vaak een kort zinnetje.

1. Waar
2. Niet waar

Wat is de tekstbijlage?

Hoe zien alineanummers er op de toets uit?

Wat zijn regelnummers?

Wat is een tegenstelling?

Woorden 3.5

Wat is geen tegenstelling van het woord 'goed'?

1. Fout
2. Niet goed
3. Verkeerd
4. Juist

Maak een zin met het woord 'inspireren'.

Maak een zin met het woord 'de oorzaak'.

Maak een zin met het woord 'de uitdaging'.

Wat betekent 'hopen'?

1. Iets ophopen
2. Heel erg op iets hopen
3. Graag willen dat iets gebeurt
4. Wat je ooit hebt meegemaakt

Wat betekent 'nerveus'?

1. Ontspannen
2. Zenuwachtig
3. De moeite
4. Inspanning

Wat betekent 'de dreiging'?

1. Gespannen
2. Griezelig, eng
3. De angst om fouten te maken
4. Het gevaar dat misschien komt

Spelling 3.8

Sterke werkwoorden blijven in de verleden tijd hetzelfde klinken.

1. Waar
2. Niet waar

De verleden tijd is de tijd die nu is.

1. Waar
2. Niet waar

'Bleef, kreeg en sliep' zijn voorbeelden van sterke werkwoorden in de verleden tijd.

1. Waar
2. Niet waar

Mijn opa en oma is ...

1. Enkelvoud
2. Meervoud

De voetbalclub is...

1. Enkelvoud
2. Meervoud

Hij (nemen) ... dat altijd te serieus.

1. Neemde
2. Namde
3. Neemd
4. Nam

(zeggen) ... hij dat gisteren echt?

Wij (gaan) ... daar vroeger altijd heen!

Ik (eten) ... vorige week bij opa en oma.

Het meervoud van 'de leraar' is ...

Het meervoud van 'de grap' is ...

Het meervoud van 'het huis' is ...