H-2 Par.2 Meer dan één kracht deel-2

Hoofdstuk 2 Krachten
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Krachten

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2 Krachten
Paragraaf 2 Krachten in evenwicht
Deel-2

Slide 2 - Slide

Herhaling
Test je kennis aan de hand van de volgende vragen.

Slide 3 - Slide

Een gewichtheffer kijkt zeer ingespannen.
Kun je krachten zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Is er maar één soort kracht?
A
Ja, alle krachten zijn hetzelfde.
B
Nee, er zijn meer soorten krachten.
C
Nee, dat hangt van de plaats af.
D
Ja, dat is de spierkracht.

Slide 5 - Quiz

Sleepopdracht. Sleep de juiste vakken bij elkaar.
kracht
symbool voor kracht, denk aan het Engelse woord voor kracht!
Eenheid voor kracht en de achternaam van een beroemd persoon!
Symbool voor de eenheid van kracht, tevens de eerste letter van de achternaam van een beroemde wetenschapper die naar vallende appels onder een boom zat te kijken!

grootheid
F
Newton
N

Slide 6 - Drag question

Wat is de eenheid van kracht?
A
Watt
B
Newton
C
Centimeter
D
Newton per kilogram

Slide 7 - Quiz

Een gevolg van krachtwerking kan vervorming zijn.
Welke vervorming is tijdelijk?
plastische of elastische
A
plastische vervorming
B
elastische vervorming
C
beide zijn tijdelijke
D
beide zijn blijvend

Slide 8 - Quiz


Met welke soort vervorming
hebben we te maken
in de afbeelding?
A
Plastische vervorming
B
Brosse vervorming
C
Mechanische vervorming
D
Elastische vervorming

Slide 9 - Quiz

Wat voor soort vervorming is hier te zien ?
A
Elastische vervorming
B
Plastische vervorming

Slide 10 - Quiz

Welke verandering van beweging vond
plaats rondom het moment dat deze foto
is gemaakt?
A
Verandering van richting
B
Verandering van snelheid
C
Verandering van snelheid en van richting
D
Geen verandering van beweging

Slide 11 - Quiz

Wat is bij het TEKENEN van krachten het allerbelangrijkst?
A
Grootte
B
Richting
C
Aangrijpingspunt
D
Allemaal even belangrijk.

Slide 12 - Quiz


Welk onderdeel hoort niet bij het tekenen van een kracht?
A
Aangrijpingspunt
B
Lengte van pijl
C
Richting van pijl
D
Dikte van pijl

Slide 13 - Quiz

De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt
noemen we:
A
Wrijvingskracht
B
Zwaartekracht
C
Magnetische kracht
D
Spankracht

Slide 14 - Quiz

Waar of niet waar:
Het zwaartepunt van een voorwerp zit altijd in het midden.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Bereken de zwaartekracht op een glas water
met een massa van 300 gram.

A
2940 N
B
2,94 N
C
29,4 N
D
294 N

Slide 16 - Quiz

Bereken de zwaartekracht op een een stalen balk
met een massa van 375 kilogram.
A
3675 N
B
367,5 N
C
36750 N
D
36,75 N

Slide 17 - Quiz

Bereken (afgerond) de massa van een voorwerp
waarop een zwaartekracht van 450 N werkt.
A
4500 kg
B
4,5 kg
C
45 kg
D
450 kg

Slide 18 - Quiz

Je zit op je kruk. Hoe noem je de kracht die ervoor zorgt dat je niet door je kruk zakt?
A
zwaartekracht
B
gewicht
C
normaalkracht
D
materiaalsterkte

Slide 19 - Quiz

De veerconstante
Herhaling en oefening

Slide 20 - Slide

Uitrekking van veer meten
De opstelling wordt gemaakt zoals de opstelling hiernaast.

Vervolgens worden massa's aan de veer gehangen.

Dan wordt de uitrekking gemeten.

Slide 21 - Slide

Veerconstante formule
C=uF
C = veerconstante 
          (N/m of N/cm)

F = kracht 
            (N)

u = uitrekking
       (m of cm)

Slide 22 - Slide

Voorbeeld 1
Een veer is 23,5 cm lang als er niets aan hangt, 
en 33,1 cm als er een gewichtje van 350 gram aan hangt.
Bereken met deze gegevens de veerconstante van de veer.   

Slide 23 - Slide

Gegevens     u = 33,1-23,5 = 9,6 cm
                         m = 350 g = 0,35 kg

Gevraagd      C = ?

Uitwerking   F = m x g = 0,35 x 9,8 = 3,43 N

  
C=uF
=9,63,43
= 0,36 N/cm

Slide 24 - Slide

Voorbeeld 2
De nulstand van een veer is 15 cm.
De veerconstante is 42 N/m.
De kracht op de veer is 6N.
Wat is de lengte van de veer als gevolg van deze kracht?

Slide 25 - Slide

Gegeven         lengte nulstand = 15 cm
                           C = 42 N/m
                           F = 6 N
Gevraagd        lengte van veer (u)
Uitwerking   
u=CF
=426
= 0,14 m = 14 cm
dus lengte  = 15 + 14 = 29 cm

Slide 26 - Slide

Oefenvraag:
Daan doet een proef met een spiraalveer (C = 35 N/m). Eerst meet hij de lengte van de veer als er niets aan hangt: 27 cm. Daarna hangt hij een blokje van 300 gram aan de veer. Bereken hoe groot de lengte van de veer nu wordt. Schrijf je hele berekening op.

Slide 27 - Slide

Gegevens    C = 35 N/m
                         nulstand = 27 cm
                         m = 300 g = 0,3 kg
Gevraagd      lengte van veer nu (u)
Uitwerking   F =mxg = 0,3 x 9,8 = 2,94 N

u=cF
=352,94
= 0,084 m = 8,4 cm
uitrekking = 27 + 8,4 = 35,4 cm

Slide 28 - Slide

C=uF
Kunnen we ook berekenen met m x g
bereken met eindstand - nulstand

Slide 29 - Slide

Opdracht
  • Maak alle opgaven van het blad "Extra oefenopgaven" in je schrift
  • Maak een foto van je uitwerkingen en plaats deze in Teams
  • Kijk je eigen uitwerkingen na, en stel vragen over onderdelen die je nog niet goed hebt begrepen.

Slide 30 - Slide

Krachten in evenwicht.
Als krachten in evenwicht zijn is het resultaat 0 Newton.
Zie de volgende slides voor voorbeelden.

Slide 31 - Slide

Normaalkracht
De normaal kracht is de kracht die de 
tafelblad loodrecht omhoog uitoefent
op de fruitschaal.

Er is evenwicht dus de fruitschaal 
komt niet in beweging.

Fn

Slide 32 - Slide

Krachten in evenwicht
Twee krachten zijn evengroot en werken in 
de tegenovergestelde richting.

Daardoor gebeurt er niets. 
De zak beweegt niet omhoog
en niet omlaag.

Slide 33 - Slide

Leerdoelen (deel 2)
  • Je kunt de resulterende kracht berekenen
    van krachten die in dezelfde lijn liggen.
  • Je kunt met de parallellogrammethode de resulterende kracht bepalen van twee krachten die niet in dezelfde lijn liggen. (plusstof

Slide 34 - Slide

Resultante kracht

Slide 35 - Slide

Als krachten niet in evenwicht zijn 
is de resulterende kracht niet gelijk aan 0 N. 
Je kunt dan de resulterende kracht of nettokracht berekenen.
(hoe groot is hier de resulterende kracht op de olifant?)

Slide 36 - Slide

Resultante kracht bepalen

Slide 37 - Slide

Opdracht 1
1
2
3
4
5

Slide 38 - Slide

Opdracht 2
1
2
3
4
5

Slide 39 - Slide

Opdracht 3
1
2
3
4
5

Slide 40 - Slide

Opdracht 4
1
2
3
4

Slide 41 - Slide

Opdracht
  • Maak nu alle vragen van par. 2.2 in je boek en kijk deze zelf na.
  • Maak daarna Test Jezelf van par. 2.1 en 2.2 op de site van de methode. 
  • Gebruik de 'vaardighedentrainer' van par. 2.2 als je nog moeite hebt met vragen over de veerconstante.

Slide 42 - Slide