Weer en klimaat 1.2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

Lesplanning

Hoe nu verder?

Begin nieuw hoofdstuk 1.2 + daarna een klein stukje 1.1

Zelfstandig werken

Vragenlijst

Invloed toetsweek op laag cijfer: 'veel omdat ik weinig zin meer had' + 'aandacht verdeeld over veel andere vakken' + 'p.o.'

Aanpak: 'veel herhalen' + 'meer uitlegfilmpjes' + 'oefentoetsen' + 'tekenen met processen'

Plattegrond: wordt aan gewerkt

Groep van vorige week: zie It's learning

Groep die er vorige les was:

Lezen 1.1 stukje: 'weer'

Maken 1.1: opdracht a t/m (blz. 34)

Daarna eventueel voorbereiden herkansing met behulp van verzameldocument

Leerdoelen

Je weet welke klimaten er zijn en wat de klimaatfactoren zijn.

Je begrijpt op welke manier de klimaatfactoren het klimaat kunnen beïnvloeden.

Je kunt de ligging van de verschillende klimaten verklaren aan de hand van de klimaatfactoren.

Verschillende klimaten

Klimaatextremen

Neerslag

In Nederland 800 mm per jaar

Waarom zijn er verschillende klimaten?

(klimaat = het weer, gemeten over 30 jaar)

Klimaatfactoren

• Het verschil in klimaat wordt veroorzaakt door klimaatfactoren:
  

1. Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder.
2. Hoogteligging: hoe hoger, hoe kouder.
3. De invloed van zee: in de zomer zorgt het water voor afkoeling en in de winter voor opwarming.
4. De windrichting: waait de wind in Nederland uit het noorden, dan wordt het koud, en uit het zuiden warm.

Breedteligging

• Regel: hoe verder van de evenaar, hoe kouder
• Invloed op temperatuur

Breedteligging

Hoogteligging

Regel: hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt

• 1000 M omhoog - 6˚C kouder

Invloed van de zee

• Water neemt energie van zonstraling op als warmte
• Water warmt langzaam op en koelt langzaam af

Zomer - invloed van zee = afkoeling

Winter - invloed van zee = opwarming 

In de winter is de zee relatief warm en in de zomer relatief koel

Lage breedte

• Dicht bij evenaar 
• tropisch regenwoud klimaat
• Savanne klimaat
• Steppe klimaat
• Woestijn klimaat

Klimaten op lage breedte

• De breedteligging is de afstand van een plaats tot aan de evenaar.

• Klimaten op lage breedte wil zeggen: dichtbij de evenaar. Hier heb je geen seizoenen.
• Dit zijn klimaten, zoals: tropisch regenwoud (0º), savanne, steppe en woestijn (23,5º N.B. en Z.B.).

Lage breedte

Tropisch klimaat

"Een klimaat met een maandtemperatuur boven de 18 ºC en met het hele jaar door veel regen (2000-4000 mm per jaar)."

Savanneklimaat

Steppeklimaat

"Klimaat met weinig neerslag (200-500 mm per jaar) en een begroeiing van gras."

Woestijnklimaat

"Klimaat met meestal hoge temperaturen en vrijwel geen neerslag (< 200 mm per jaar)."

Klimaten op gematigde breedte

• Op gematigde breedte heb je seizoenen.

• Hier liggen klimaten, zoals: landklimaat, zeeklimaat en Middellandse Zeeklimaat.

Gematigde breedte

Middellandse Zeeklimaat

"Gematigd klimaat met een droge zomer en een zachte winter met neerslag."

Bijv. Zuid-Europa

Gematigd zeeklimaat

"Klimaat waarin het verschil in temperatuur tussen zomer- en winter klein is (door de aanwezigheid van zee) en de neerslag het hele jaar door valt."

Bijv. NL / West-Europa

Landklimaat

"Klimaat met een groot verschil tussen zomer- en wintertemperatuur."

Bijv. Rusland

Klimaten op hoge breedte

• Hoe dichter je bij de pool komt, hoe kouder het wordt. In deze klimaten zie je nauwelijks plantengroei meer.

• Hier liggen klimaten, zoals: toendraklimaat, poolklimaat, hooggebergteklimaat.

Hoge breedte

Toendraklimaat

"Klimaat waarbij zelfs in de zomer de temperatuur niet boven de 10 ºC komt."

Poolklimaat

"Klimaat waarbij de temperatuur altijd onder de 0 ºC blijft."

Hooggebergteklimaat

"De sneeuw- en ijsklimaat hoog in de bergen."

Het weer:

Je meet:

• temperatuur
• neerslag
• wind
• op 1 plaats
• op 1 moment
• kan elk moment veranderen

Het Klimaat:

Je meet:

• het gemiddelde weer
• over 30 jaar
• in een groter gebied
• kan niet snel veranderen

Zelfstandig werken

Groep die er vorige les was: 

Lezen 1.1 stukje: 'weer' 

Maken 1.1: opdracht a t/m (blz. 34)

Daarna eventueel voorbereiden herkansing met behulp van verzameldocument

De rest van de groep:

Lezen 1.2 

Maken 1.2:opdracht 1 t/m 7

Daarna eventueel voorbereiden herkansing met behulp van verzameldocument

Stap 2: maak van paragraaf 1.2: opdracht 1 t/m 7

Stap 2: maak van paragraaf 1.2: opdracht 1 t/m 7

Sleep de klimaten naar de juiste locatie. Welk klimaat komt er voor op lage breedte, gematigde breedte en hoge breedte? 

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?

1. Het is hetzelfde
2. Het weer is klimaat over een lange periode
3. Het klimaat is weer over lange periode
4. Het klimaat is weer over lange periode en een groter gebied

Wat hoort bij weer en wat bij klimaat? Sleep het naar de juiste plek. 

Klimaat

Weer

Gemeten over 30 jaar

Kan elk moment veranderen

Een groot gebied

Een klein gebied

Wanneer een klimaat dicht bij de evenaar ligt, ligt deze op ..... breedte

1. Hoge
2. Lage

De landen in Zuid-Europa hebben een ...

1. Zeeklimaat
2. Landklimaat
3. Droog klimaat
4. Middellandse zee klimaat

Welk land ligt op hoge breedte?

1. Brazilië
2. Indonesië
3. Zweden
4. Spanje

Waarom heeft Nederland relatief zachte winters?

Ik weet wat de vijf klimaatfactoren zijn

Ja

Nee

Klimaatfactoren

• Het verschil in klimaat wordt veroorzaakt door klimaatfactoren:
  

1. Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder.
2. Hoogteligging: hoe hoger, hoe kouder.
3. De invloed van zee: in de zomer zorgt het water voor afkoeling en in de winter voor opwarming.
4. De windrichting: waait de wind in Nederland uit het noorden, dan wordt het koud, en uit het zuiden warm.
5. De gesteldheid van het aardoppervlak: water warmt langzaam op en koelt langzaam af, terwijl land snel opwarmt en snel afkoelt.