2VM blok 5.7 Grammatica les 2

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • 10 min. lezen Link! (beginnen op blz. 79)
  • Woord van de week
  • Huiswerk nakijken:  H5.7 Grammatica opdr. 0 t/m 6 (3 niet)
  • Vragen? 
  • Quizje
  • Nieuw huiswerk: H5.7 Grammatica afmaken (11 niet)
  • Klaar?: Test jezelf H5.7 + zie oefenstof testweek 4 in SOM
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

onverschrokken
zonder angst, moedig

Slide 3 - Slide

Op welke vraag geeft de onderstreepte bijwoordelijke bepaling een antwoord?

(In de aula van onze school) ligt altijd enorm veel troep.
A
Waar?
B
Wanneer?
C
Hoe?
D
Waarmee?

Slide 4 - Quiz

Op welke vraag geeft de onderstreepte bijwoordelijke bepaling een antwoord?

De balie van de aula staat (tijdens iedere pauze) tjokvol leerlingen.
A
Waar?
B
Wanneer?
C
Hoe?
D
Waarmee?

Slide 5 - Quiz

Op welke vraag geeft de onderstreepte bijwoordelijke bepaling een antwoord?

(Achteloos) gooien leerlingen hun rommel op de grond.
A
Waar?
B
Wanneer?
C
Hoe?
D
Waarmee?

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De automonteur moest de auto heel vroeg starten voor de
F1-coureur.

Slide 7 - Open question

Wat is het onderwerp?

De automonteur moest de auto heel vroeg starten voor de
F1-coureur.

Slide 8 - Open question

Wat is het werkwoordelijke gezegde?

De automonteur moest de auto heel vroeg starten voor de
F1-coureur.

Slide 9 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?

De formule 1-coureur moest zijn auto heel vroeg starten.

Slide 10 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp?

De automonteur moest de auto heel vroeg starten voor de
F1-coureur.

Slide 11 - Open question

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en)?

De automonteur moest de auto heel vroeg starten voor de
F1-coureur.

Slide 12 - Open question

Op welke w- of h- vraag geeft 'heel vroeg' antwoord op?

Slide 13 - Open question