Leerplein oefeningen H13

een verbintenis is een juridische relatie waarbij:
A
een partij een plicht heeft om te presteren en de andere partij recht heeft op die prestatie
B
een partij een plicht heeft om te presteren
C
een partij recht heeft op een prestatie
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
HandelMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

een verbintenis is een juridische relatie waarbij:
A
een partij een plicht heeft om te presteren en de andere partij recht heeft op die prestatie
B
een partij een plicht heeft om te presteren
C
een partij recht heeft op een prestatie

Slide 1 - Quiz

een voorbeeld van een verbintenis is:
A
10 euro betalen aan een goed doel (War Child)
B
een geregistreerd partnerschap aangaan
C
reageren op een app-je van je beste vriend
D
je maandelijkse elektriciteitsrekening betalen

Slide 2 - Quiz

zaakwaarneming is
A
het belang van een ander behartigen
B
onbewust het belang van een ander behartigen zonder bevoegdheid
C
onbewust het belang van een ander behartigen
D
bewust het belang van een ander behartigen zonder bevoegdheid

Slide 3 - Quiz

zaakwaarneming

op redelijke gronden bewust het belang van een ander behartigen zonder bevoegdheid

Slide 4 - Slide

je hebt een vordering wegens onverschuldigde betaling
A
als je een goed aan een ander hebt gegeven
B
als je hebt betaald
C
als je zonder rechtsgrond een goed aan een ander hebt gegeven

Slide 5 - Quiz

onverschuldigde betaling


Betaling zonder dat daar een juridische verplichting tegenover staat

Slide 6 - Slide

een verbintenis uit de wet is
A
het betalen van het kaartje voor de wedstrijd Ajax-PSV
B
schadevergoeding betalen na een aanrijding
C
trouwen

Slide 7 - Quiz

Jasper steelt een fiets van Marieke.
Dit is een onrechtmatige daad want:
A
Jasper handelt in strijd met een wettelijke plicht
B
Jasper handelt in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid
C
Jasper maakt inbreuk op het eigendomsrecht van Marieke
D
Jasper handelt in strijd met de algemeen maatschappelijke opvattingen

Slide 8 - Quiz

onrechtmatige daad
Een daad in strijd met:
  •  het recht van een ander, 
  • de wettelijke plicht of 
  • de maatschappelijke zorgvuldigheid.


Jasper steelt de fiets van Marieke. Jasper pleegt een onrechtmatige daad want hij maakt inbreuk op het eigendomsrecht van Marieke.

Slide 9 - Slide

een onrechtmatige daad kan aan Jan worden toegerekend als
A
het slachtoffer schade lijdt
B
Jan opzettelijk handelde
C
Jan schuld heeft of verantwoordelijk is
D
het slachtoffer schuld heeft

Slide 10 - Quiz

toerekening

de daad is zijn schuld of
hij is verantwoordelijk voor de daad

Slide 11 - Slide

Dochter Monica (12 jaar) gooit een ruit in bij de buren. Zijn de ouders aansprakelijk voor de schade?
A
Nee, want de ouders hebben geen schuld
B
ja, want ouders van kinderen tot 14 jaar zijn aansprakelijk voor de onrechtmatige daad van hun kind
C
Ja, tenzij de ouders kunnen bewijzen dat zij de schade niet konden voorkomen
D
ja, tenzij er sprake was van overmacht

Slide 12 - Quiz

aansprakelijkheid ouders
art. 6: 169 lid 1 BW => risico aansprakelijkheid ouder voor kind tot 14 jaar

art. 6: 169 lid 2 BW => schuld aansprakelijkheid ouders voor kind 14-16 jaar

Slide 13 - Slide

Dochter Monica (14 jaar) gooit een ruit in bij de buren. Zijn de ouders aansprakelijk voor de schade?
A
Nee, want de ouders hebben geen schuld
B
Ja, want ouders van kinderen tot en met 14 jaar zijn aansprakelijk voor onrechtmatige daad van hun kind
C
Ja, tenzij de ouders kunnen bewijzen dat zij de schade niet konden voorkomen
D
Ja, tenzij er sprake was van overmacht

Slide 14 - Quiz

Machteld (16 jaar) gooit per ongeluk een vaas om in het gemeentehuis. Wie is aansprakelijk voor de schade?
A
Machteld en haar ouders
B
Machteld en haar ouders tenzij er sprake is van overmacht
C
De ouders van Machteld
D
Machteld

Slide 15 - Quiz

Schadevergoeding voor pijn en verdriet, noemt men
A
materiële schadevergoeding
B
immateriële schadevergoeding
C
affectieschade

Slide 16 - Quiz

schade
materiële schade => vermogensschade 
=> schade die direct in geld is uit te drukken (art. 6: 96 BW)

immateriële schade => schade die niet in geld is uit te drukken => pijn, verdriet, ellende => smartengeld (art. 6: 106 BW)

affectieschade => immateriële schade van naasten (art. 6: 107 BW)

Slide 17 - Slide

Wie is aansprakelijk voor schade dat een dier aanricht?
A
de regering of de verzekering
B
de persoon die de schade lijdt
C
de bezitter
D
de eigenaar

Slide 18 - Quiz

aansprakelijkheid voor een dier

art. 6: 179 BW: bezitter is aansprakelijkheid

schuld is niet vereist => risico aansprakelijkheid

Slide 19 - Slide

een ander woord voor immateriële schadevergoeding is

Slide 20 - Open question