What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Paragraaf 4.3
Paragraaf 4.3
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
75 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Paragraaf 4.3
Slide 1 - Slide
Paragraaf 4.3
Kun je meer produceren?
Slide 2 - Slide
In deze presentatie leer je:
wat milieuschade is
wat het verschil is tussen bedrijfskosten en maatschappelijke kosten
hoe bedrijven duurzaam kunnen produceren
wat recycling en de kringloopeconomie met elkaar te maken hebben
§ 4.2 herhalen leerdoelen
Slide 3 - Slide
Duurzaam produceren is
A
Het hergebruik van stoffen
B
Productie wat veel kost
C
Produceren zonder schade voor het milieu
D
Produceren voor het milieu
Slide 4 - Quiz
Bij welk soort economie past het product?
A
Lineaire economie
B
Hergebruik economie
C
Circulaire economie
Slide 5 - Quiz
Brutowinst - bedrijfskosten=
A
Brutowinst
B
Nettowinst
Slide 6 - Quiz
Door recycling is er sprake van lagere ...
A
maatschappelijke kosten
B
productiekosten
C
arbeidskosten
D
belastingen
Slide 7 - Quiz
De negatieve gevolgen van ons gedrag voor het milieu noem je
A
maatschappelijke kosten
B
duurzaam produceren
C
recycling
D
milieuschade
Slide 8 - Quiz
Wat is een voorbeeld van duurzaam produceren?
A
Speelgoed maken van gerecycled plastic
B
Energie uit een steenkolencentrale
Slide 9 - Quiz
maatschappelijke kosten wordt betaald door
A
Premier Schoof
B
bedrijven
C
overheid
D
samenleving
Slide 10 - Quiz
Wat zijn bedrijfskosten?
A
inkoopkosten
B
inkoopwaarde
C
huur, personeel, energie, internet
D
omzet & afzet
Slide 11 - Quiz
Wat is lineaire economie?
A
Afval wordt gebruikt om nieuwe producten te maken
B
Afval wordt gebruikt voor nieuwe batterijen
C
Grondstof uit de natuur halen en de producten hergebruiken
D
Grondstof uit de natuur halen en daarna de producten weggooien
Slide 12 - Quiz
Wat is een vorm van milieuschade?
A
Luchtvervuiling
B
Plastic in de zee
C
Gebruik van energie
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 13 - Quiz
Veel afval kun je inzamelen en recyclen. Wat is de betekenis van recyclen?
A
het scheiden van afval
B
opnieuw gebruiken van materialen
C
het storten of verbranden van afval
D
materialen opnieuw verwerken tot grondstof
Slide 14 - Quiz
De nadelen die we als samenleving ervaren, bijvoorbeeld milieuschade.
A
Bedrijfskosten.
B
Maatschappelijke kosten.
Slide 15 - Quiz
§ 4.3 Kun je meer produceren?
Slide 16 - Slide
§ 4.3 Kun je meer produceren?
Slide 17 - Slide
§ 4.3 Kun je meer produceren?
Slide 18 - Slide
Wat is de afschrijving?
A
Waardevermindering van kapitaalgoederen
B
Waardervermeerdering van kapitaalgoederen
C
Restwaarde van kapitaalgoederen
D
Aanschafprijs van kapitaalgoederen
Slide 19 - Quiz
Bereken de afschrijving per jaar.
Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven.
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 1.500
D
€ 5.000
Slide 20 - Quiz
§ 4.3 Kun je meer produceren?
Slide 21 - Slide
§ 4.3 Kun je meer produceren?
Slide 22 - Slide
§ 4.3 Kun je meer produceren?
Slide 23 - Slide
Kopen van goederen of diensten noem je...
A
Produceren
B
Behoeften
C
Consumeren
D
Zelfvoorziening
Slide 24 - Quiz
De totale kosten bij het produceren van 450 jeans zijn € 9.000. Wat is de kostprijs per product?
A
€ 45,00
B
€ 9,00
C
€ 32,50
D
€ 20,00
Slide 25 - Quiz
Wat betekent duurzaam produceren?
A
Dat je bij het produceren rekening houdt met mens en milieu
B
Dat de productie heel duur is
C
Dat je zo min mogelijk vlees eet.
D
Dat je niet meer met de auto mag reizen.
Slide 26 - Quiz
Wat is een gevolg van mechanisatie en automatisering?
A
Er zijn minder mensen nodig om evenveel te produceren
B
Er zijn meer werknemers nodig om evenveel te produceren.
C
Er zijn geen mensen nodig .
D
Er zijn evenveel mensen nodig om te produceren.
Slide 27 - Quiz
Als bedrijven meer gaan produceren hebben ze minder personeel nodig
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quiz
Wat is voor een bedrijf een gevolg van mechanisatie en automatisering? Kies 1 antwoord ( 2 antwoorden zijn goed).
A
Er zijn minder werknemers nodig om te produceren.
B
Met evenveel werknemers kun je meer produceren.
C
Met evenveel werknemers kun je minder produceren.
D
Er zijn meer werknemers nodig om evenveel re produceren.
Slide 29 - Quiz
Om de kunnen produceren heb je de productiefactoren nodig. Machines vallen onder de productiefactor
A
Arbeid
B
Natuur
C
Kapitaal
D
Alle 3 de antwoorden zijn goed
Slide 30 - Quiz
Het kopen van goederen en diensten
A
Consumeren
B
Produceren
Slide 31 - Quiz
Wat is produceren?
A
het leveren van goederen en diensten
B
het maken van een film
C
het maken van goederen en het leveren van diensten
D
het leveren van goederen en het maken van diensten
Slide 32 - Quiz
Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
Slide 33 - Quiz
More lessons like this
4.3 Kun je meer produceren?
July 2024
- Lesson with
17 slides
Economie
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
VMBO 2 par 4.3 kun je meer produceren?
January 2024
- Lesson with
30 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 2
combiles 4.3 en 4.4
April 2021
- Lesson with
19 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
4.4 En het milieu?
February 2021
- Lesson with
34 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
hoofdstuk 4.3+4.4
March 2022
- Lesson with
18 slides
Economie
Basisschool
Groep 1
herhaling
January 2024
- Lesson with
30 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Proefwerkvoorbereiding H4
March 2025
- Lesson with
36 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
les 3 H4.4 2KGT
April 2023
- Lesson with
12 slides
Aardrijkskunde
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2