oog en bril

• Natuur, Leven en Technologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

oog en bril
wat weet je al?

kijk een paar seconde naar het puntje van je neus.
Kijk vervolgens naar het bord.
Wat voel je?

Waardoor zie je altijd scherp?

• Het beeld dat je ziet op je netvlies is veel kleiner en staat op z'n kop.

• Je hersenen vertalen het voorwerp.

• Je ooglens moet scherpstellen om het beeld op het netvlies te krijgen, je ooglens verandert van vorm.

• Bolle lens > dichtbij > lezen van een boek
• Platte lens > van veraf < als je uit het raam kijkt

Oogwerking en nabijheidspunt

Bepaal je eigen nabijheidspunt:

• Houdt een potlood op armlengte van je af.
• Sluit één oog en kijk met het andere oog naar het potlood
• Breng het potlood langzaam dichterbij, totdat je het niet meer scherp ziet.
• Daar ligt je nabijheidspunt
  

Nabijheidspunt

• Als je een boek te dichtbij houdt, kunnen je ogen door accommoderen niet meer scherpstellen
• Punt waar je nog scherp kan zien = nabijheidspunt
• Als je jong bent ongeveer 15 cm
• Hoe ouder, hoe minder goed je kan accommoderen en hoe verder het nabijheidspunt 

nabijheids- en vertepunt

Nabijheidspunten en vertepunten van verschillende personen.
 De getallen zijn voorbeelden.

Nabijheidspunt

Het punt het dichtste bij wat

je nog scherp kan zien heet

het nabijheidspunt.

Welke oogafwijking wordt
hier gecorrigeerd?

1. oudziendheid
2. bijziendheid
3. verziendheid
4. staar

Welke oogafwijking wordt
hier gecorrigeerd?

1. oudziendheid
2. bijziendheid
3. verziendheid
4. staar

www.eyesandmore.nl

Wat is de overeenkomst tussen oudziend en verziend?

Wat is de verschil tussen
oudziend en verziend?

Een 15-jarige leerling heeft een positieve hulplens. Welke oogafwijking heeft hij?

1. Oudziend
2. Verziend
3. Bijziend

bolle lens in je oog dan.......

1. veraf scherp
2. dichtbij scherp

Wat is juist voor lens 1 (boven) en lens 2 (onder)?

1. lens 1 is boller dan lens 2
2. lens 2 is sterker dan lens 1
3. lens 1 heeft een kortere hoofdsas dan lens 2
4. geen van bovenstaande uitspraken is juist

accomoderen is:

1. reflecteren
2. absorberen
3. construeren
4. scherp stellen

Lenssterkte

Vul deze zin op de juiste manier aan:

Hoe groter de brandpuntsafstand, _____

1. ___ hoe groter de lenssterkte.
2. ___ hoe kleiner de lenssterkte
3. De lenssterkte heeft geen invloed op de brandpuntsafstand.
4. Je kunt het antwoord niet weten: je hebt te weinig gegevens.

Vul de volgende zin op de juiste manier aan:

Een positieve lens met een grotere lenssterkte, ______

1. ___ heeft een grotere convergerende werking
2. ___ heeft een kleinere convergerende werking
3. ___ heeft een grotere divergerende werking
4. ___ heeft een kleinere divergerende werking

Een lens heeft een brandpuntsafstand van -25cm.
Bereken de lenssterkte.

1. 4,0 dpt
2. -4,0 dpt
3. -0,04 dpt
4. 0.04 dpt