G2 online les U5 9 juni 2020

Online les G2b, G2e
9 juni 14:15
Vanaf opdr 26 U5
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Online les G2b, G2e
9 juni 14:15
Vanaf opdr 26 U5

Slide 1 - Slide

Mettre =
neerzetten, aandoen/aantrekken, ophangen,
er in doen,
er over doen (...min.)

Slide 2 - Slide

Mettre - Présent

Je mets
tu mets
il/elle/on met
nous mettons
vous mettez
ils/elles mettent
Mettre - Imparfait

Je mettais
tu mettais
il/elle/on mettait
nous mettions
vous mettiez
ils/elles mettaient
J'ai mis - Passé Composé

Slide 3 - Slide

Prendre - Présent

Je prends
tu prends
il/elle/on prend
nous prenons
vous prenez
ils/elles prennent
Prendre - Imparfait

Je prenais
tu prenais
il/elle/on prenait
nous prenions
vous preniez
ils/elles prenaient
J'ai pris - Passé Composé

Slide 4 - Slide

Etre - Présent

Je suis
tu es
il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
Etre - Imparfait

J'étais
tu étais
il/elle/on était
nous étions
vous étiez
ils/elles étaient
* (c'était/il était = het was)
J'ai été- Passé Composé

Slide 5 - Slide

Avoir - Présent

J'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Avoir- Imparfait

J'avais
tu avais
il/elle/on avait
nous avions
vous aviez
ils/elles avaient
* (il y avait = er was/waren)
J'ai eu- Passé Composé

Slide 6 - Slide

Connaître = kennen

je connais
tu connais
il, elle, on connait

nous connaissons
vous connaissez
ils, elles connaissent
let op:
je kent de uitgangen van de imparfait (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient)

maarrr...
let op met connaître, want..
je connais eindigt bijv. ook met -ais maar heeft niets met de imparfait te maken!

Slide 7 - Slide

Let op de vormen van de imparfait:
était - was (être)
avait - had (avoir)
chantait - zong (chanter)

Ce masque
dit masker
Je l'ai ...
je l'ai acheté: ik heb hem/het gekocht
C' était....
c'était comment? = Hoe was het?/Het was hoe?
Il y av..
Il y avait = er was/ er waren (vlg. met il y a=er is/er zijn)
de tout = van alles
Cet été
deze zomer
cet = deze
verwar 'été' hier niet met de passé composé van être (été=geweest)
de la...du...
de la danse = dans
du théâtre = theater
de la musique = muziek
des couleurs = kleuren
des..
des musiciens connus = bekende muzikanten
chaque...
chaque année = ieder jaar
Connais...
connais pas = ken niet
je ne connais pas = ik ken het niet
je vais...
je vais le chercher = ik ga hem/het zoeken
let op: chercher = zoeken + halen
U5 blz 28, 29

Slide 8 - Slide

Let op de vormen van de imparfait:
mettait = trok aan/deed aan
jouait = speelde

là-bas
daarginds
lui
hem? hij daar?
incroyable
ongelooflijk
teints ....
teints = geverfd. Infinitif = teindre
en rouge = in het rood
je ne...
je ne la reconnais pas = ik herken haar niet
reconnaitre = herkennen
jusqu'aux...
jusqu'aux épaules
tot aan de schouders
jusqu'à = tot aan (à kan veranderen in 'au' 'à la' of 'aux' afhankelijk van het zelfst. nw dat volgt!)
d'ailleurs
overigens

Slide 9 - Slide

Let op de vormen van de imparfait:
je me sentais = ik voelde me
(inf. sentir = voelen, maar ook 'ruiken')
j'avais = ik had
regardait = keek

appareil
appareil dentaire = beugel
au début
au début = in het begin
pareil
pareil = hetzelfde
moi, c'est pareil = voor mij geldt hetzelfde
ce truc
ce truc = dat ding
ça ne...
ça ne se remarque pas = dat valt niet op
pas du tout = helemaal niet
rigoles
tu rigoles = ben je mal?
rigoler = giechelen

Slide 10 - Slide

Let op de vormen van de imparfait:
il faisait rire = het deed lachen
il faisait rire mon père = het maakte mijn vader aan het lachen

il ne se passait rien = er gebeurde niets
il se passe = er gebeurt
il se passe quelque chose = er gebeurt iets

de sa...
de sa jeunesse = van zijn jeugd
presque...
presque pas = bijna geen/niet
ensuite
vervolgens
poursuites
des poursuites = achtervolgingen

Slide 11 - Slide

Maak opdr 26 tm 35 
(opdr 33 is een spreekopdracht en hoef je niet te maken.
Lever alles in in een Word bestand)

Slide 12 - Slide