This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Stap 1: Staat er een voorzetsel in de zin?
Ja? > 4e naamval: für, ohne, um of gegen
Nee? > Ga naar stap 2
Stap 2: Ontleden / vragen stellen
1e naamval: onderwerp (hij)
4e naamval: lijdend voorwerp (hem)