Les 13 "Herhaling Grammatica PTO3"

1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma
Herhaling grammatica:

Werkwoorden met een stam op -d of -t
Werkwoorden met een stam op een s-klank
Het voltooid deelwoord
Het werkwoord werden

De persoonlijke voornaamwoorden 
er, sie, es


Slide 2 - Slide

Werkwoorden met een stam op -d of -t

Slide 3 - Slide

Ken je nog de regels?
Welke uitgangen veranderen?

Slide 4 - Mind map

Vervoeg het werkwoord "arbeiten"
arbeite
arbeitest
arbeitet
arbeiten
arbeitet
arbeiten
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 5 - Drag question

Maak de zin af:

Warum _____ du nicht mit mir?
A
reden
B
redet
C
redest
D
redst

Slide 6 - Quiz

Maak de zin af:

Wie _____ er das neue Spiel?
A
findt
B
findest
C
findst
D
findet

Slide 7 - Quiz

Werkwoorden met een stam op een s-klank

Slide 8 - Slide

Ken je nog de regels?
Welke uitgangen veranderen?

Slide 9 - Mind map

Vervoeg het werkwoord "küssen"
küsse
küsst
küsst
küssen
küsst
küssen
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 10 - Drag question

Maak de zin af:

_____ du gerne?
A
Tanze
B
Tanzt
C
Tanzen
D
Tanzst

Slide 11 - Quiz

Maak de zin af:

Wie _____ deine Mutter?
A
heißen
B
heißet
C
heißst
D
heißt

Slide 12 - Quiz

Het voltooid deelwoord
Standaard 
ge + stam + t

Werkwoorden met een stam op -d of -t
ge + stam + et
(gearbeitet)

Werkwoorden met een stam op een s-klank
ge + stam + t
(geküsst)
Vorm van 
haben of sein

Ich habe gearbeitet.

Slide 13 - Slide

Maak de zin af:

Ich habe gestern lange _____.
A
getanzet
B
getanzen
C
tanzen
D
getanzt

Slide 14 - Quiz

Maak de zin af:

Ich habe Playstation _____.
A
gespielet
B
gespielt
C
spielen
D
gespielen

Slide 15 - Quiz

Het werkwoord werden
ich     werde
du     wirst
er/sie/es   wird
wir     werden
ihr     werdet
sie/Sie   werden
                                                                                               ich bin geworden
Een onregelmatig werkwoord
Waarom?

Slide 16 - Slide

Vervoeg het werkwoord "werden"
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

Slide 17 - Drag question

Maak de zin af:

Ich _____ morgen fünfzehn Jahre alt.
A
werden
B
werde
C
werdst
D
wirst

Slide 18 - Quiz

Maak de zin af:

Er _____ Spaß haben!
A
werdt
B
wirst
C
werdet
D
wird

Slide 19 - Quiz

De persoonlijke voornaamwoorden er, sie, es
der Stier
er (mannelijke woorden)

die Katze
sie (vrouwelijke woorden)

das Auto
es (onzijdige woorden)

die Kinder
sie (woorden in het meervoud)

Vervangen zelstandige naamwoorden

Slide 20 - Slide

er, sie oder es?

das Gras
A
er
B
sie
C
es
D
sie (mv)

Slide 21 - Quiz

er, sie oder es?

der Stuhl
A
er
B
sie
C
es
D
sie (mv)

Slide 22 - Quiz

er, sie oder es?

die Brille
A
er
B
sie
C
es
D
sie (mv)

Slide 23 - Quiz

er, sie oder es?

die Bananen
A
er
B
sie
C
es
D
sie (mv)

Slide 24 - Quiz

Wat hebben we
vandaag herhaald?

Slide 25 - Mind map

Wat gaan we volgende keer doen?
Herhaling Woordenschat
Zelfstandig aan de slag
(Quizlet of leerwerk)

Slide 26 - Slide