HV2 2E week 12 les 2 2G week 13 les 1 Grammatica: uitleg hoofdzinnen en bijzinnen

Regels

Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga op je vaste plek zitten.
Je hebt je spullen op orde (lesboek, leesboek, schrift, pen, opgeladen iPad)
Pak je leesboek.
Laat de iPad in de tas. Die gebruik je alleen als de docent het zegt en je doet alleen zaken voor school erop.
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal (als je wel een jas in het lokaal hebt breng je die naar beneden en word je op te laat gezet). 



Tijdens de instructie en het stil lezen wordt er niet gepraat. 
Eén keer waarschuwen is je naam op bord. Tweede keer is inkomen (je kan in de meeste gevallen wel in de les blijven). Bij drie keer worden je ouders geïnformeerd. 
Niet aan elkaar zitten. 
Niet achterom zitten.
Je maakt je huiswerk. 
Regels
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Regels

Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga op je vaste plek zitten.
Je hebt je spullen op orde (lesboek, leesboek, schrift, pen, opgeladen iPad)
Pak je leesboek.
Laat de iPad in de tas. Die gebruik je alleen als de docent het zegt en je doet alleen zaken voor school erop.
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal (als je wel een jas in het lokaal hebt breng je die naar beneden en word je op te laat gezet). 



Tijdens de instructie en het stil lezen wordt er niet gepraat. 
Eén keer waarschuwen is je naam op bord. Tweede keer is inkomen (je kan in de meeste gevallen wel in de les blijven). Bij drie keer worden je ouders geïnformeerd. 
Niet aan elkaar zitten. 
Niet achterom zitten.
Je maakt je huiswerk. 
Regels

Slide 1 - Slide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag
H35 Samengestelde zinnen en voegwoorden

Submappen teams PO

Slide 3 - Slide

Te behandelen grammatica Kern P3
H5 Taalkundig ontleden (zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijke naamwoord, bijwoord, voorzetsel. voornaamwoorden, soorten werkwoorden): behandeld

H6 Redekundig ontleden (persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling): behandeld

H20 Koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde: week 12 les 1

H21 Voornaamwoorden & telwoorden: week 13

H35 Samengestelde zinnen en voegwoorden: week 14

H36 Bijvoeglijke bepaling & bijstelling: week 15

Week 15: oefentoets. Week 16: wea afwezig (op ma na): aan de slag met PO. 

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
H35
  • na deze les weet je wat een hoofdzin en bijzin is 
  • kan je de voegwoorden herkennen
  • kan je de voegwoorden toepassen en samengestelde zinnen maken

Slide 5 - Slide

Herhaling vorig les
Koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

Koppelwerkwoorden
ZWaBBeLS
zijn - worden - blijven 
 blijken - lijken - schijnen
heten - dunken - voorkomen

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde NG
Wat + PV + OW + overige werkwoorden = NG

NG: bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel

ALS ER EEN NG IN EEN ZIN ZIT DAN ZIT ER NOOIT EEN LV IN DE ZIN!!!

Het NG bestaat uit:
1. een werkwoordelijk deel (alle werkwoorden in de zin, waarvan 1 is een koppelwerkwoord is)
2. een naamwoordelijk deel (zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap aan het onderwerp koppelt).


Slide 8 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Eigenschappen koppelen we aan mensen/dieren/dingen met een koppelwerkwoord.

Het koppelwerkwoord ZIJN is het bekendste. 
Namelijk: wij zijn iets of Bram is iets.

Koppelwerkwoorden:
zijn worden blijven blijken lijken schijnen (heten dunken voorkomen)

Slide 9 - Slide




WG (zinnen met een zelfstandig werkwoord)
Zegt wat iemand of iets doet.

Die jongen heeft gesport.
• OW die jongen
• ZWW gesport
• HWW heeft
  • WG heeft gesport



NG (zinnen met een koppelwerkwoord)
Zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt).

Die jongen is sportief.
• OW die jongen
• Met een NG wordt aan jou vertelt wat het onderwerp IS.
• Die jongen is sportief.
• KWW is
• NG is sportief (WWD is / NWD sportief)

Bram lijkt me verslaafd aan gamen: verslaafd lijken is net als verslaafd zijn en dat is iets zijn, namelijk verslaafd aan gamen. Bram is hier iets.


Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 12 - Slide

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee hoofdzinnen
- een hoofdzin en bijzin(nen)


Slide 13 - Slide

Hoofdzin
Een hoofdzin is een zin die ook op zichzelf kan staan.
Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord (signaalwoord) tussen. Dat zijn de woorden:
dus en want of maar

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 14 - Slide

Voegwoorden
- nevenschikkende voegwoorden: 
deze verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 

Er zijn er maar 5: 
dus en want of maar (DEWOM)              

Slide 15 - Slide

Bijzin
Een bijzin is een zin die niet op zichzelf kan staan.
Een bijzin wordt altijd gekoppeld aan een hoofdzin met een onderschikkend voegwoord (signaalwoord). Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of .....

De docent roept de leerlingen dus stoppen zij met praten.

Slide 16 - Slide

Voegwoorden

- onderschikkende voegwoorden

deze verbinden een hoofdzin en bijzin. 


Slide 17 - Slide

Kenmerken hoofdzin:

- O en PV staan naast elkaar.


- PV staat op plek 1 of 2 in de zin.


- Elke samengestelde zin heeft een HZ.


- Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

- O en PV staan niet naast elkaar/je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten.

- PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.

- Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.

- BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 18 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:

1. Maak de zin vragend; dan vind je de PV van de hoofdzin.

2. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's.

3. Zoek van de zinnen alle PV's en OW's.

4. Probeer of je tussen de PV en O een woord kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Slide 19 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. {hoofdzin} + (bijzin)

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. (bijzin)+  {hoofdzin}

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 20 - Slide

Onderschikkend en nevenschikkend
Nevenschikkend : minimaal twee hoofdzinnen 
Bijv.: {hoofdzin Ik (ow) heb nooit geld bij me}, want {hoofdzin ik (ow) gebruik mijn pinpas}.
Onderschikkend: hoofdzin met bijzin(nen)
Bijv.: {hoofdzin Cheryll (ow) heeft besloten ( bijzin dat zij (ow) contant geld meeneemt) en ( bijzin dat ik (ow) met mijn pinpas betaal)}.

Slide 21 - Slide

Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 22 - Quiz

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 23 - Quiz

De tuin is nat, doordat het regent.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 24 - Quiz

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.


A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 25 - Quiz

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 26 - Quiz

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 27 - Quiz

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, want......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze heeft nog nooit eerder opgetreden.
morgen moet ze naar de tandarts.

Slide 28 - Drag question

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Mijn pianoleraar vond dat ik erg goed had gespeeld,
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
hoewel ik veel foutjes maakte. 
want ik maakte geen foutjes.

Slide 29 - Drag question

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, omdat
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze nog nooit eerder heeft opgetreden. 
ze morgen naar de tandarts moet.

Slide 30 - Drag question

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Het gaat regenen, ......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
maar af en toe zal de zon schijnen.
hoewel de de zon af en toe zal schijnen.

Slide 31 - Drag question

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 32 - Quiz

Of Nederland snel uit de crisis komt, wachten we maar af.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 33 - Quiz

Wie de dader van de moord is, wordt nog niet bekend gemaakt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 34 - Quiz

Sneeuwwitje werd ziek, doordat ze van de vergiftigde appel at.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 35 - Quiz

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 36 - Quiz

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 37 - Quiz

Huiswerk nakijken
H20 opdracht 1, 2, 3 en 5

Slide 38 - Slide

Huiswerk
H20 opdracht 6 en 7
H35 opdracht 1 en 2

Slide 39 - Slide

Aan de slag: keuze

  • Ga aan de slag met je PO. 
  • Maak je huiswerk.
  • Maak een kleurplaat woordsoorten.





    Slide 40 - Slide

    Is de opdracht duidelijk?

    Jullie gaan zelfstandig werken. 
    Als je hulp nodig hebt, ben ik er voor je. 

    Slide 41 - Slide

    Volgende les
    H21 voornaamwoorden 

    Slide 42 - Slide

    Zijn voor jou de lesdoelen behaald
    Je kan uitleggen wat een hoofdzin en bijzin is.
    Je kent de voegwoorden en kan ze toepassen. 
    Je kan samengestelde zinnen maken. 

    Slide 43 - Slide

    Hoe ging deze les?
    Wat heb je geleerd vandaag?

    Wat vond je leuk aan deze les? 

    Heeft iemand vragen?

    Slide 44 - Slide

    Fijne dag

    Slide 45 - Slide