NT2 A1 bezittelijk voornaamwoord oefenen

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Furtuna heeft een telefoon. Het is ............... telefoon.

1. jouw
2. mijn
3. zijn
4. haar

De mannen hebben een auto. Het is ............... auto.

1. hun
2. zij
3. zijn
4. jullie

Aisha heeft een jas. Het is ............. jas.

1. zijn
2. zij
3. haar
4. uw

Wij hebben een toets. Het is ............. toets.

Jullie hebben veel geld. Het is .............. geld.

Jij hebt een nieuwe broek. Het is .............. broek.

Birdzhan heeft een boek. Het is ................ boek.

Ik heb een appel. Het is ........... appel.

De leerlingen hebben een beker. Het is .................. beker.

U heeft een mooie auto. Het is ............ auto.

Mays heeft een pen. Het is ...............pen.

Maak een goede zin: in de klas - wij - hebben - een toets -.

Maak een goede zin: is - wat - jouw geboortedatum - ?

Maak een goede zin: heet - hoe - jullie - docent - ?

( kopen) Moustafa _________ een auto.

( zijn) Diana ________ op school.

(hebben) Mirela _________ een OV kaart.