Week 12

Willkommen bei Digideutsch
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen bei Digideutsch

Slide 1 - Slide

Was macht ihr heute?
  • Extra Übung starke Verben 
  • Hausaufgaben kontrollieren 
  • Die Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsel) 
  • 7/2 -Regel
  • Voorzetsel "naar"

Slide 2 - Slide

Starke Verben
Mache die Aufgaben von den nächsten zwei Dias und schreibe die Antworten in deinem Heft. 

Tipp: Benutze dein Buch um die Verben ins Deutsche zu übersetzen (ab Seite 260). 

Slide 3 - Slide

a/ä- Wechsel

Slide 4 - Slide

e/i-Wechsel

Slide 5 - Slide

Kontrolliere und korrigiere
Kontrolliere und korrigiere deine Antworten mit dem Löseblatt in der geteilten Drivemappe. 

Mach das auch für deine Hausaufgaben. 

Slide 6 - Slide

Die Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen zijn keuze voorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
Waarom heten ze keuze voorzetsels? Dit komt doordat ze soms een derde naamval genereren en soms een vierde.  

Mag je zelf kiezen? Nee, in de volgende filmpje ga ontdekken wanneer ze een derde of een vierde naamval krijgen? Bekijk de filmpjes en maak aantekeningen in je schrift.  

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Samengevat.....
Bekijk je gemaakte aantekeningen en vul aan!
De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
an: aan, op
auf: op
hinter: achter
in: in, over
neben: naast
über: boven
unter: onder
vor: voor
zwischen:tussen

Slide 10 - Slide

Samengevat.....
Zie je één van deze voorzetsels in de zin staan en je moet daarna een pers.vns, lidwoord etc invoeren dan moet je jezelf de volgende vragen stellen om te bepalen welke naamval het pers.vnw, lidwoord etc krijgt. 

Is het op een plek? Wo? Dan krijgt het pers.vnw een 3e naamval. Ook als je kunt vragen wann? krijgt het een derde naamval. 
Is het een beweging en kun je dus vragen wohin? Dan krijg je een 4e naamval

Slide 11 - Slide

Vorbilde
In dem nächsten Film könnt ihr noch einige Vorbilde sehen. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Üben
Jetzt müsst ihr üben! Macht die Aufgaben 8, 9 und 10 auf Seite 142. 

Slide 14 - Slide

De 7/2 regel
Soms kun je niet vragen waar/waarheen of wanneer en dan gaat bij deze voorzetsels de 7/2 regel in. Dat houdt in dat auf en über altijd een 4e naamval krijgen en de overige 7 voorzetsels een 3e naamval krijgen. 


Slide 15 - Slide

De 7/2 regel
Voorbeeld: 
Ik wacht op mijn vriend.
Ich warte auf mein..... Freund. 
Als je zou zeggen "Ich warte auf meinem (3e naamval) Freund". Dan zit je letterlijk op je vriend en wacht je daar, dus als je wilt zeggen dat je  vriend er nog niet is en dat je dus op hem wacht, dan zeg je dus: "Ich warte auf meinen Freund".  
Op de volgende dia zie je nog een voorbeeld. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Üben
Jetzt müsst ihr üben! Macht die Aufgabe 14 auf Seite 143. 

Slide 18 - Slide

Voorzetsel naar
In het Duits kun je naar op 3 verschillende manieren vertalen nl.: 
zu: 
1. Gebruik je bij personen (Ich gehe zur Oma).
2. Bij dingen (Ich gehe zum Bahnhof). Let op! Je zegt wel: Ich gehe nach Hause (dit is ook een ding, maar daar gebruik je dus nach)


Slide 19 - Slide

Voorzetsel naar
nach: 
1. Bij richtingen (Ich gehe nach rechts/links?Süden/Osten usw). 
2. Bij steden of landen zonder lidwoord. (Ich fahre nach Berlin. Ich fahre nach Spanien.)

in: 
1. Bij landen met een lidwoord (Ich fahre in die Niederlande). 
2. Bij vaste uitdrukkingen (ins Theater/ins Konzert, ins Kino, ins Bett, in die Disko...)

Slide 20 - Slide

Üben
Jetzt müsst ihr üben! Macht die Aufgabe 16 auf Seite 144. 

Slide 21 - Slide

Hausaufgaben
In den letzen 10 Minuten werde ich euch noch einge kontrolle Fragen stellen. Macht jetzt erst noch Hausaufgaben......

Slide 22 - Slide

Hausaufgaben
- Lies den Artikel “Big Brother Bewohner erfahren von Corona-Krise“. 

Wie würdest du dich fühlen wenn du ein Teilnehmer/eine Teilnehmerin wärst und diese Nachricht bekommen würdest? Schreibe in mindestens 7 Sätze auf, wie du dich fühlen würdest/was du machen würdest. Lade deine Arbeit in Showbie hoch. 

- Buch Seite 124 Aufgaben 19, 20a, 21a,

Slide 23 - Slide

Ich gehe morgen nicht in ....... Schule.
A
die
B
der

Slide 24 - Quiz

Das Papier liegt unter ...... Teppich.
A
dem
B
den

Slide 25 - Quiz

Ich legte mich auf ........ Bett.
A
meinem
B
mein

Slide 26 - Quiz

Sie will nur neben ....... Freund schlafen.
A
ihrem
B
ihren

Slide 27 - Quiz

Früher wohnten wir über ....... Bäcker.
A
einem
B
einen

Slide 28 - Quiz

Lege die Kartoffeln in ..... Wasser.
A
dem
B
das

Slide 29 - Quiz

Setz dich mal in ..... Sessel da!
A
dem
B
den

Slide 30 - Quiz

Die Zeitung liegt schon wieder unter .... Tisch.
A
dem
B
den

Slide 31 - Quiz

Ich sitze auf ....... Pferd und warte auf......Freund.
A
dem, dem
B
das, den
C
dem, den
D
das, dem

Slide 32 - Quiz