Week 12

Willkommen bei Deutsch
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen bei Deutsch

Slide 1 - Slide

Was macht ihr heute?
  • Extra Übung starke Verben 
  • Die Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsel) 
  • 7/2 -Regel
  • Voorzetsel "naar"

Slide 2 - Slide

Starke Verben
e/i-Wechsel

a/ä-Wechsel

Slide 3 - Slide

Der Mann ... (fahren) in einem Bus.
A
fahrt
B
fährt
C
fihrt
D
fiehrt

Slide 4 - Quiz

a/ä- Wechsel

Slide 5 - Slide

Ich ... (fangen) Fische.
A
fange
B
finge
C
fienge
D
fänge

Slide 6 - Quiz

... (schlafen) ihr immer so lange?
A
schlaft
B
schlieft
C
schläft
D
schlift

Slide 7 - Quiz

Mein Bruder ... (sprechen)
A
sprecht
B
spreche
C
spricht
D
spriecht

Slide 8 - Quiz

Mein Vater ...(lesen) gern Comics.
A
lest
B
list
C
liest
D
leest

Slide 9 - Quiz

e/i-Wechsel

Slide 10 - Slide

Kontrolliere und korrigiere
Kontrolliere und korrigiere deine Antworten mit dem Löseblatt in der geteilten Drivemappe. 

Mach das auch für deine Hausaufgaben. 

Slide 11 - Slide

Die Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen zijn keuze voorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
Waarom heten ze keuze voorzetsels? Dit komt doordat ze soms een derde naamval genereren en soms een vierde.  

Mag je zelf kiezen? Nee
3e --> wo/wann
4e --> wohin

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Keuzevoorzetsels
De 9 keuzevoorzetsels zijn: 

an: aan, op
auf: op
hinter: achter
in: in, over
neben: naast
über: boven
unter: onder
vor: voor
zwischen:tussen

Slide 15 - Slide

Dus.....
Zie je één van deze voorzetsels in de zin staan en je moet daarna een pers.vns, lidwoord etc invoeren dan moet je jezelf de volgende vragen stellen om te bepalen welke naamval het pers.vnw, lidwoord etc krijgt. 

Is het op een plek? Wo? Dan krijgt het pers.vnw een 3e naamval. Ook als je kunt vragen wann? krijgt het een derde naamval. 
Is het een beweging en kun je dus vragen wohin? Dan krijg je een 4e naamval

Slide 16 - Slide

Vorbilde
In dem nächsten Film könnt ihr noch einige Vorbilde sehen. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Üben
Jetzt müsst ihr üben! Macht die Aufgaben 8, 9 und 10 auf Seite 142. 

Slide 19 - Slide

De 7/2 regel
Soms kun je niet vragen waar/waarheen of wanneer en dan gaat bij deze voorzetsels de 7/2 regel in. Dat houdt in dat auf en über altijd een 4e naamval krijgen en de overige 7 voorzetsels een 3e naamval krijgen. 


Slide 20 - Slide

De 7/2 regel
Voorbeeld: 
Ik wacht op mijn vriend.
Ich warte auf mein..... Freund. 
Als je zou zeggen "Ich warte auf meinem (3e naamval) Freund". Dan zit je letterlijk op je vriend en wacht je daar, dus als je wilt zeggen dat je  vriend er nog niet is en dat je dus op hem wacht, dan zeg je dus: "Ich warte auf meinen Freund".  
Op de volgende dia zie je nog een voorbeeld. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Üben
Jetzt müsst ihr üben! Macht die Aufgabe 14 auf Seite 143. 

Slide 23 - Slide

Voorzetsel naar
In het Duits kun je naar op 3 verschillende manieren vertalen nl.: 

zu: 
1. Gebruik je bij personen (Ich gehe zur Oma).
2. Bij dingen (Ich gehe zum Bahnhof). 

Let op! Je zegt wel: Ich gehe nach Hause (dit is ook een ding, maar daar gebruik je dus nach)


Slide 24 - Slide

Voorzetsel naar
nach: 
1. Bij richtingen (Ich gehe nach rechts/links?Süden/Osten usw). 
2. Bij steden of landen zonder lidwoord. (Ich fahre nach Berlin. Ich fahre nach Spanien.)

in: 
1. Bij landen met een lidwoord (Ich fahre in die Niederlande). 
2. Bij vaste uitdrukkingen (ins Theater/ins Konzert, ins Kino, ins Bett, in die Disko...)

Slide 25 - Slide

Üben
Jetzt müsst ihr üben! Macht die Aufgabe 16 auf Seite 144. 

Slide 26 - Slide

Hausaufgaben
In den letzen 10 Minuten werde ich euch noch einge kontrolle Fragen stellen. Macht jetzt erst noch Hausaufgaben......

Slide 27 - Slide

Hausaufgaben
- Lies den Artikel “Big Brother Bewohner erfahren von Corona-Krise“. 

Wie würdest du dich fühlen wenn du ein Teilnehmer/eine Teilnehmerin wärst und diese Nachricht bekommen würdest? Schreibe in mindestens 7 Sätze auf, wie du dich fühlen würdest/was du machen würdest. Lade deine Arbeit in Showbie hoch. 

- Buch Seite 124 Aufgaben 19, 20a, 21a,

Slide 28 - Slide

Ich gehe morgen nicht in ....... Schule.
A
die
B
der

Slide 29 - Quiz

Das Papier liegt unter ...... Teppich.
A
dem
B
den

Slide 30 - Quiz

Ich legte mich auf ........ Bett.
A
meinem
B
mein

Slide 31 - Quiz

Sie will nur neben ....... Freund schlafen.
A
ihrem
B
ihren

Slide 32 - Quiz

Früher wohnten wir über ....... Bäcker.
A
einem
B
einen

Slide 33 - Quiz

Lege die Kartoffeln in ..... Wasser.
A
dem
B
das

Slide 34 - Quiz

Setz dich mal in ..... Sessel da!
A
dem
B
den

Slide 35 - Quiz

Die Zeitung liegt schon wieder unter .... Tisch.
A
dem
B
den

Slide 36 - Quiz

Ich sitze auf ....... Pferd und warte auf......Freund.
A
dem, dem
B
das, den
C
dem, den
D
das, dem

Slide 37 - Quiz