1.5 Transport door membranen deel 2

Basisstof 5: transport door membranen deel 2
V4
Thema 1
Inleiding in de biologie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with text slides.

Items in this lesson

Basisstof 5: transport door membranen deel 2
V4
Thema 1
Inleiding in de biologie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe een membraan is opgebouwd
  • Je kunt uitleggen dat een membraan semipermeabel is
  • Je kunt uitleggen hoe door middel van diffusie en osmose stoffen door het celmembraan worden getransporteerd
  • Je kunt uitleggen welke gevolgen dit transport voor cellen kunnen hebben

Slide 2 - Slide

Doel
Je leert hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan

diffusie, osmose, semi-permeabel membraan, selectief permeabel, fosfolipiden, hydrofoob, hydrofiel, isotonisch, hypotonisch, hypertonisch, plasmolyse, turgor, osmotische druk, osmotische waarde, actief transport, passief transport, endo- en exocytose.

Slide 3 - Slide

Bouw celmembraan

Slide 4 - Slide

Fosfolipiden: hydrofiele kop (water aantrekkend) en een hydrofobe staart (waterafstotend).

Slide 5 - Slide

Dubbele laag fosfolipiden: erg bewegelijk.
Cholesterol moleculen: remt de beweeglijkheid

Slide 6 - Slide

Eiwitmoleculen: transport, receptoren, soms met een koolhydraatketen aan de buitenkant.

Slide 7 - Slide

Celmembraan: selectief permeabel/ semipermeabel
Niet alle stoffen kunnen het membraan passeren.

Slide 8 - Slide

Stoffentransport
Passief transport kost geen energie, actief transport kost energie (ATP).

Slide 9 - Slide

Diffusie
Kleine en vetoplosbare stoffen kunnen zonder hulp het membraan passeren.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Bijv. O2/ CO2 (longen, lichaamscellen) en testosteron (lichaamscellen).

Slide 10 - Slide

Geladen deeltjes, grote wateroplosbare moleculen, polaire moleculen hebben een transporteiwit nodig.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten (bijvoorbeeld glucosetransport na binding insuline).
Gefaciliteerd transport

Slide 11 - Slide

Transport tegen de concentratiegradient in (van laag -> hoog) kost altijd energie: via een speciaal transporteiwit.
Bijv. Na+/ K+ (zenuwcellen).
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten.
Actief transport

Slide 12 - Slide

A) Passief transport: met de concentratiegradiënt mee (met of zonder transporteiwitten)

B) Actief transport: tegen de concentratiegradiënt in. Dit kost altijd energie! (altijd met behulp van transporteiwitten
= pomp)

Slide 13 - Slide

Endocytose:
opnemen van grote partikels, deeltjes die het membraan niet kunnen passeren (ijzerionen, grote vetachtige stoffen).
Na binding aan een receptor.
Blaasjes

Slide 14 - Slide

Fagocytose 
(eten - cel) 

Slide 15 - Slide

Exocytose: afgeven van een stof in een blaasje aan de buitenwereld van een cel.
Wordt ook gebruikt om receptoren aan de buitenkant van het membraan te krijgen.
Blaasjes

Slide 16 - Slide

Watertransport
Water kan deels via diffusie door het celmembraan heen. Dit is echter langzaam (door de hydrofobe binnenkant van het membraan).
Snel watertransport kan via een waterkanaal (transporteiwit).
Het proces van watertransport over een semipermeabel membraan heet osmose.

Slide 17 - Slide

Osmose
Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.
Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.
Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Hypotoon/ isotoon/ hypertoon

Slide 20 - Slide

Dierlijke cellen
Streven naar isotone omstandigheden.

Slide 21 - Slide

Plantencellen

Slide 22 - Slide

Plantencellen
Streven naar hypertone celinhoud om druk op de celwand te houden (turgor): stevigheid

Slide 23 - Slide

Plantencellen
Plasmolyse: celmembraan laat los van de celwand.
Grensplasmolyse: turgor=nul maar celmembraan laat nog net niet los

Slide 24 - Slide

Doel 
Je hebt geleerd hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan

diffusie, osmose, semi-permeabel membraan, selectief permeabel, fosfolipiden, hydrofoob, hydrofiel, isotonisch, hypotonisch, hypertonisch, plasmolyse, turgor, osmotische druk, osmotische waarde, actief transport, passief transport, endo- en exocytose.

Slide 25 - Slide

  Vragen?

Slide 26 - Slide

Wat ga je doen?
  • Lees de teksten in basisstof 5 van thema 1
  • Maak t/m opdracht 59

Slide 27 - Slide