Kijk wel altijd in deze volgorde (persoonsvorm, zinsdelen maken, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling)
Vergelijk het met pannenkoeken bakken: daarmee start je ook niet met de stroop, dan de boter en de eieren. Dan krijg je geen lekkere pannenkoeken. Dat is met zinsontleding ook zo!
> Ook al hoeft het niet voor de opdracht, begin wel altijd eerst met de pv, zd maken, ow, gz, lv, mv en dan pas bwb!