hoofdstuk 6 deel 1

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek, schrift op tafel
Rekenmachine op tafel
Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

1 / 17
next
Slide 1: Slide
Natuur, Leven en TechnologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Welkom
Ga rustig zitten
Voor deze les:
Boek, schrift op tafel
Rekenmachine op tafel
Hoe zit het ook alweer:
In je locker:
  •  Telefoon
  • jas (of op de kapstok)

In het lokaal:
  • Opgeladen Ipad mee
  • Gevuld etui
  • Boeken en schrift mee
  • Steek vinger op bij vraag

Slide 1 - Slide

hoofdstuk 6 deel 1
Snelheid

Slide 2 - Slide

 constante snelheid beweegt, de volgende formule:


Snelheid (v) in  meter per seconde (m/s)
Verplaatsing (Δx) in meter (m)
Tijdsduur (Δt) in  seconde (s)
(Δ = toename van....)


Slide 3 - Slide

Voorbeeld
Stel dat een voorwerp 4 meter verplaatst in 8 seconden. We berekenen dan als volgt de snelheid:


𝑣 = 4 ÷ 8 = 0,5 m/s

Slide 4 - Slide

Een fietser legt 20 kilometer af in 60 minuten met constante snelheid
Wat was zijn snelheid?
A
20 km/uur
B
20 km/minuut
C
60 minuut/km
D
1 uur/km

Slide 5 - Quiz

Omrekenen km/h --> m/s

Slide 6 - Slide

km/h en m/s
Usain Bolt rent de 100 meter in 10 seconden. 
Wat is zijn snelheid in m/s?
Wat is zijn snelheid in km/h?
100 m in 10s
10m in 1s
10 m/s = 10 x 3,6 = 36 km/h
Pak nu je rekenmachine erbij

Slide 7 - Slide

oefenen: 
10 m/s = ... km/h
50 km/h = ... m/s
15 m/s = ... km/h
80 km/h = ... m/s
30 km/h = ... m/s
timer
5:00

Slide 8 - Slide

Antwoord oefenen: 
10 m/s = .36.. km/h
50 km/h = .13,9.. m/s
15 m/s = .54.. km/h
80 km/h = .22,2.. m/s
30 km/h = .8,33.. m/s

Slide 9 - Slide

snelheid, afstand en tijd
Voorbeeldopdracht:
Een leerling is aan het hardlopen. Zijn doel is om binnen drie minuten 1,0 kilometer te rennen. De leerling rent 3,0 minuten lang met een snelheid van 18 km/h. Bereken of de leerling zijn doel bereikt heeft.

Slide 10 - Slide

Stap 1
Schrijf de gegevens uit de vraag op en reken ze zoveel mogelijk om in dezelfde eenheden. In dit voorbeeld kiezen we voor meter en seconde:
Δt = 3,0 min = 3,0 × 60 = 180 s
V = 18 km/h = 18 / 3,6 = 5,0 m/s

Slide 11 - Slide

Stap 2
  • Noteer de formule
  • Geef aan welk gegeven je wilt weten

Slide 12 - Slide

Stap 3
Schrijf de formule nu om in de juiste vorm. In dit geval willen we de verplaatsing berekenen:


Slide 13 - Slide

Stap 4
Vul de formule in:
 Δx = v × Δt
Δx = 5,0 × 180 = 900 m

Slide 14 - Slide

Stap 5
Schrijf de conclusie op + Leg uit
 Denk aan de eenheid achter het antwoord:

900 m is minder dan 1,0 kilometer, 
dus de leerling heeft zijn doel niet bereikt.

Slide 15 - Slide

Oefening
maken opdracht 1 t/m 8 pg 4
timer
15:00

Slide 16 - Slide

antwoorden checken

Slide 17 - Slide