H4 Oriëntatie

Nederland na 1945: cultuur en mentaliteit
De vraag van dit hoofdstuk is:
Wat veranderde er in Nederland na 1945 in de manier van leven en denken?
• Oriëntatie 6
1 Eigen keuzes maken 
2 Over de grenzen kijken 
3 Gelijke rechten en nieuwe rollen 
4 Een multiculturele samenleving 
5 Je mening geven - HISTORISCH DENKEN
6 Oefenen met kunstwerken - TOEPASSEN
7 Examenopdrachten - EXAMENTRAINER
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederland na 1945: cultuur en mentaliteit
De vraag van dit hoofdstuk is:
Wat veranderde er in Nederland na 1945 in de manier van leven en denken?
• Oriëntatie 6
1 Eigen keuzes maken 
2 Over de grenzen kijken 
3 Gelijke rechten en nieuwe rollen 
4 Een multiculturele samenleving 
5 Je mening geven - HISTORISCH DENKEN
6 Oefenen met kunstwerken - TOEPASSEN
7 Examenopdrachten - EXAMENTRAINER

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Huiswerk
H4| Oriëntatie
blz. 7 t/m 9
maken opdrachten 1 t/m 5 + hoofdvraag

Slide 3 - Slide

Hoofdvraag
De vraag van dit hoofdstuk is:
Wat veranderde er in Nederland na 1945 in de manier van leven en denken?
Na de wederopbouw stegen de lonen en veranderde het sociale stelsel. Mensen kregen meer geld om te besteden en door de komst van de tv kwam meer met elkaar in contact. Daardoor veranderde de manier van denken en waarden en normen.
1/2

Slide 4 - Slide

Nederland na 1945: cultuur en mentaliteit
Cultuur en mentaliteit
De manier waarop mensen hun tijd besteden, hoe ze hun kamer inrichten, wat ze leuk vinden of wat voor hen ‘normaal’ is, heeft allemaal te maken met hun cultuur en mentaliteit.

Slide 5 - Slide

Opdracht 1a
Dit hoofdstuk gaat over de cultuur en mentaliteit in Nederland na 1945.
Mentaliteit is je houding en denkwijze.
Welke twee voorbeelden passen bij mentaliteit?
A Ik ben meestal positief.
B Ik eet elke dag hagelslag.
C Ik ga vaak naar het strand.
D Ik maak graag muziek.
E Ik wil altijd winnen.

Slide 6 - Slide

Opdracht 1
Wat is de juiste definitie van cultuur?
A Alles wat te maken heeft met kunst, zoals schilderijen of muziek.
B De dingen die mensen in andere landen doen die anders zijn dan in Nederland.
C De geschiedenis, kunst, religie en taal van alle mensen in een land.
D De ideeën van mensen, hun gewoonten, geloof, kunst en wetenschap.

Slide 7 - Slide

Opdracht 1c
Wat past bij jouw cultuur en jouw mentaliteit?
Geef van beide een voorbeeld.
- Bij mijn cultuur past bijvoorbeeld
  • dat ik Nederlands (en/of Limburgs) spreek.
- Bij mijn mentaliteit past bijvoorbeeld:
  • dat ik niet snel opgeef.

Slide 8 - Slide

Opdracht 2a
Gebruik de introductie, bron 1 en bron 2.
Wat zie je in bron 1 dat past bij de jaren 1970?
Bijvoorbeeld: 
  • de typemachine, de kleding van het meisje.

Slide 9 - Slide

Opdracht 2b
Wat zie je in bron 2 dat past bij de 21e eeuw?
  • De laptop of de smartphone op het bureau.

Slide 10 - Slide

Opdracht 2c
De inrichting van je kamer vertelt iets over jou als persoon. Noem iets wat je te weten bent gekomen over de personen in bron 1 of 2.
Bijvoorbeeld: 
  • Het meisje in bron 1 heeft een schrijf-(type)machine op haar kamer.
  • Het meisje in bron 2 speelt waarschijnlijk keyboard.

Slide 11 - Slide

Opdracht 2d
Waarom is de inrichting van je slaapkamer een voorbeeld van cultuur? Verwijs in je antwoord naar bron 1 of 2.
Hoe je je kamer inricht, heeft voor een groot deel te maken met culturele zaken, zoals de stijl van dat moment (de kleuren in bron 1) of de manier waarop je je vrije tijd besteedt (bijvoorbeeld de piano in bron 2).

Slide 12 - Slide

Opdracht 3a
Bedenk twee dingen die jij doet in je vrije tijd, die in de jaren 1970 niet mogelijk waren.
Bijvoorbeeld: 
  • Online videogames spelen met vrienden 
  • Netflixen / TikTokken
  • Appen of chatten.

Slide 13 - Slide

Opdracht 3b
In de jaren 1970 zou dit diagram er vast anders uitzien. Bedenk een verschil.
Bijvoorbeeld: 
  • Jongeren gebruikten minder tv.
  • Ze luisterden meer naar de radio.
  • Ze waren niet of minder met computers bezig.
 

Slide 14 - Slide

Opdracht 4a
Hieronder staan vier begrippen die je al kent uit de onderbouw. Elk begrip past bij één ontwikkeling in de tijdbalk. Noem die ontwikkeling. De eerste is al ingevuld.
- Luxeproducten: 
  • snelle groei welvaart.
- Europese Unie: 
  • Europese samenwerking.

 

Slide 15 - Slide

Opdracht 4a
Elk begrip past bij één ontwikkeling in de tijdbalk. Noem die ontwikkeling. 
- Dekolonisatie: 
  • koloniën worden onafhankelijk.
- Feminisme: 
  • vrouwen eisen gelijke rechten.
 

Slide 16 - Slide

Opdracht 4b
Internet kwam op in de jaren 1990. Bedenk daarvan een gevolg voor de cultuur of mentaliteit.
Bijvoorbeeld:
  • Muziek en video’s van over de hele wereld kunnen makkelijk gedeeld worden.
 

Slide 17 - Slide

Opdracht 5a
Omschrijf de cultuur van jou en je klasgenoten: noem twee kenmerken waarvan je verwacht dat die voor iedereen gelden.
Bijvoorbeeld: 
  • Iedereen spreekt Nederlands. 
  • Iedereen spreekt de docent aan met mevrouw of meneer. 
  • Iedereen eet weleens pannenkoeken.  

Slide 18 - Slide

Opdracht 5b
Noem ook twee culturele verschillen tussen jouw klasgenoten.
Bijvoorbeeld: 
  • Sommige leerlingen zijn gelovig, andere niet. 
  • Iedereen houdt van andere soorten muziek
  • Sommige leerlingen spreken twee of meer talen.
  • Niet iedereen lust stamppot.

Slide 19 - Slide

Huiswerk volgende les:
4.1 Eigen keuzes maken
Lees blz. 10 (Leven in zuilen)
Maken:
  • beantwoorden leerdoel (Leg uit dat de Nederlandse samenleving tot in de jaren 1950 verzuild was).
  • opdrachten 1 t/m 4

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Slide