Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Lesplanning klas 2 

Lezen

Uitleg fictie: spanning toevoegen aan verhaal

Quiz werkwoordspelling 

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."

1. land
2. landt
3. lant

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.

1. antwoorde- verzuchtte
2. antwoordde, verzuchtte
3. antwoordde-verzuchte
4. antwoorde-verzuchte

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën

1. barbecuedde
2. barbecuede
3. barbecuete
4. barbecuette

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?

1. Word
2. Wordt

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).

1. vermoet, vind
2. vermoedt, vindt
3. vermoed, vindt
4. vermoed, vind

Welke drie dingen heb je geleerd tijdens deze les?

Welke dingen begreep je nog niet zo goed?