2 havo les 15 woordsoorten

lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
bijwoord
voorzetsel
persoonlijk voornaamwoord
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
bijwoord
voorzetsel
persoonlijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

taalkundig ontleden
ieder woord heeft een naam

Slide 2 - Slide

Wat hoort bij taalkundig ontleden?
A
Onderwerp
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoordelijk gezegde
D
Persoonsvorm

Slide 3 - Quiz

lidwoord
de      het                                een
De jongen heeft het meisje een bloem gegeven.
bepaald                                                      onbepaald

De jongen is groot.
je weet welke jongen                                 Een jongen is groot.
                                                                         Welke jongen? Dat                                                                                   weet je niet

Slide 4 - Slide

noem de drie lidwoorden

Slide 5 - Open question

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 6 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling

Slide 7 - Quiz

zelfstandig naamwoord
- is een mens, dier of ding
- kun je de, het of een voorzetten
- kun je enkelvoud of meervoud van maken
ook namen zijn zelfstandige naamwoorden
De jongen heeft het meisje een bloem gegeven.

Slide 8 - Slide

Welk woord is een ZN?
A
loopt
B
bewonderen
C
Deurningerstraat
D
hij

Slide 9 - Quiz

Wat is juist?
Het zelfstandig naamwoord...
A
...heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
B
...daar kun je meestal een lidwoord voor zetten.
C
...daar kun je vaak een verkleinwoord van maken.
D
- A, B en C zijn juist.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 11 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 12 - Quiz

In welke zin is 'fiets' een ZN?
A
Ik fiets elke dag naar huis.
B
Mijn fiets is gisteren gestolen.

Slide 13 - Quiz

Noem de zelfstandig naamwoorden.
In de dierenwinkel zat een lief, klein konijntje.

Slide 14 - Open question

Noem de zelfstandig naamwoorden
Elwin had de weddenschap gewonnen.

Slide 15 - Open question

bijvoeglijk naamwoord
- zegt iets over het zelfstandig naamwoord
de groene emmer
de grote fles
de mooie bloemen
De jongen heeft het meisje een geurige bloem gegeven.

Slide 16 - Slide

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 17 - Quiz

De rode auto staat in de straat.
Wat is het bijvoegelijk naamwoord?

Slide 18 - Open question

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 19 - Quiz

De gouden ring ligt op straat.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 20 - Open question

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

Lokalen
klein

Slide 21 - Drag question

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) vervangt een zelfstandig naamwoord en verwijst naar een persoon, dier of ding.




 
Dat vriendinnetje van hem doet mij aan jou denken, want ze heeft net zulk haar als jij.

Slide 22 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden

Slide 23 - Slide

n.
Als Stefan vrijdagavond naar hockey skate, ziet hij Jim staan voor het rode stoplicht. Hij wordt vastgehouden door drie jongens uit de 2e klas. Ze pakken zijn tas en smijten hem in het water. Hij doet zelf niks. Hij kijkt alleen toe. Jim wordt altijd gepest, maar nu gaat het wel heel ver. 'Wat moet ik doen', denkt Stefan?

Slide 24 - Slide

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan
mijn boek

Slide 25 - Slide

Dat geld is niet van mij, maar van ons

Slide 26 - Slide

Maak de taak van Numo

Slide 27 - Slide