2 havo les 5 taalkundig ontleden

2 havo les 5
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2 havo les 5

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

lidwoord
de      het                                een
De jongen heeft het meisje een bloem gegeven.
bepaald                                                      onbepaald

De jongen is groot.
je weet welke jongen                                 Een jongen is groot.
                                                                         Welke jongen? Dat                                                                                   weet je niet

Slide 4 - Slide


Benoem de lidwoorden

Slide 5 - Open question

zelfstandig naamwoord
- is een mens, dier of ding
- kun je de, het of een voorzetten
- kun je enkelvoud of meervoud van maken
ook namen zijn zelfstandige naamwoorden
De jongen heeft het meisje een bloem gegeven.

Slide 6 - Slide

Noem de zelfstandig naamwoorden.
In de dierenwinkel zat een lief, klein konijntje.

Slide 7 - Open question

Noem de zelfstandig naamwoorden
Elwin had de weddenschap gewonnen.

Slide 8 - Open question


Benoem de zelfstandige naamwoorden

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
- zegt iets over het zelfstandig naamwoord
de groene emmer
de grote fles
de mooie bloemen
De jongen heeft het meisje een geurige bloem gegeven.

Slide 11 - Slide

De gouden ring ligt op straat.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Benoem de persoonlijk voornaamwoorden.

Wij hebben haar het mooie cadeau direct gegeven.

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) vervangt een zelfstandig naamwoord en verwijst naar een persoon, dier of ding.




 
Dat vriendinnetje van hem doet mij aan jou denken, want ze heeft net zulk haar als jij.

Slide 18 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden

Slide 19 - Slide

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan
mijn boek

Slide 20 - Slide

Dat geld is niet van mij, maar van ons

Slide 21 - Slide

Benoem de persoonlijke voornaamwoorden.
Geef je mij mijn jas even?
A
mij
B
je
C
mij je
D
mij je mijn

Slide 22 - Quiz

Vul in: jou of jouw
Zal ik ________ mijn pen dan even geven?

Slide 23 - Open question

Bakt ________ moeder vaak pannenkoeken?

Slide 24 - Open question

Benoem het betrekkelijk voornaamwoord.

De krant die ik 's morgens lees, komt vaak nogal laat.

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

betrekkelijk voornaamwoord

Slide 27 - Slide

De rode auto staat in de straat.
Wat is het bijvoegelijk naamwoord?

Slide 28 - Open question