Samengestelde zinnen

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  1. Gebouw opblazen
  2. Lesdoel
  3. Gebouw weer opbouwen | Aan de slag!
  4. Tijd over? Blooket!
  5. Huiswerk & TaalVout

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Lesdoel
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen.
  • Ik kan de persoonsvorm en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.

Slide 4 - Slide

Aan de slag!
Ga naar PLOT -> Grammatica 4 -> les 1
Doorloop de hele les vanaf het kopje 'opdracht 3 t/m 6'. 





Slide 5 - Slide

Huiswerk & TaalVout
  • Ga naar PLOT -> Grammatica 4 -> les 1
  • Doorloop de hele les vanaf het kopje 'opdracht 3 t/m 6'. 

Slide 6 - Slide

Vandaag:
  1. Lesdoel
  2. Samengestelde zinnen
  3. Aan de slag!
  4. Huiswerk & TaalVout

Slide 7 - Slide

Lesdoel
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen.
  • Ik kan de persoonsvorm en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.

Slide 8 - Slide

Samengestelde zinnen

Ik werd vanochtend wakker. 

Ik sprong onder de douche.


Je kunt deze twee mededelingen ook koppelen met een woordje ertussen.

Ik werd vanochtend wakker en sprong onder de douche.


Dat noemen we een samengestelde zin.



Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 9 - Slide

Wilma ging naar huis omdat ze moe was.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 11 - Quiz

Het meisje verwacht dat ze van de slager een stukje worst krijgt.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 12 - Quiz

Samengestelde zinnen
Je kunt zinnen op heel veel manieren aan elkaar koppelen.

Ik sprong onder de douche, want ik was nog niet helemaal wakker.
Ik sprong onder de douche, omdat ik nog niet helemaal wakker was.
Ik was nog niet helemaal wakker, dus sprong ik onder de douche.
Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 13 - Slide

Samengestelde zinnen

Als je een samengestelde zin gaat ontleden, krijg je te maken met twee (of meer) persoonsvormen. 

Er zijn twee verschillende soorten samengestelde zinnen:

1. Een samengestelde zin bestaande uit twee hoofdzinnen.

2. Een samengestelde zin bestaande uit een hoofdzin en een bijzin.


We kijken naar de uitleg hierover in het volgende filmpje.



Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Samengestelde zinnen

Je verbindt de twee zinnen (hoofdzin+hoofdzin of hoofdzin+bijzin) met een voegwoord. Er zijn twee soorten voegwoorden:


1. Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee hoofdzinnen met elkaar.

Alle nevenschikkende voegwoorden: en, maar, of, dan (wel), dus en want


2. Onderschikkende voegwoorden verbinden een hoofdzin en een bijzin aan elkaar.

Hier zijn er veel meer van, bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.



Slide 16 - Slide

Maak van de twee zinnen één lange zin door ze te verbinden met het voegwoord 'en'.
- Olivia heeft een boek gekregen.
- Ze leest daar dagelijks in.

Slide 17 - Open question

Welk voegwoord is 'omdat' in de volgende zin:

Ik lees niet dagelijks in mijn boek, omdat ik daar geen zin heb.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 18 - Quiz

Welk voegwoord is 'dus' in de volgende zin:

Ik lees niet dagelijks in mijn boek, dus ik heb mijn boek nog lang niet uit.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 19 - Quiz

Hoofd- en bijzinnen


Hoofdzin: 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan.
  3. De persoonsvorm staat in de hoofdzin vooraan (op de 1e of 2e plaats).
Bij samengestelde zinnen kun je onderscheid maken in hoofd- en bijzinnen.

Slide 20 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Voorbeeld: 
  • In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante. 


Slide 21 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen: 
  • Als er tussen persoonsvorm en onderwerp een woord (bijvoorbeeld 'niet') kán staan, dan is dat een bijzin. 
  • In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achteraan.

Slide 22 - Slide

          VRAGEN

Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Slide 23 - Slide

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 24 - Quiz

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 25 - Quiz

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 26 - Quiz

Ik dacht dat we gingen fietsen.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 27 - Quiz

Ik ga op vakantie en dat is leuk.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 28 - Quiz

Aan de slag!

Slide 29 - Slide

Huiswerk & TaalVout

Slide 30 - Slide