4.6 Reëel en nominaal inkomen

4.6 Reëel en nominaal inkomen
Het is natuurlijk leuk als je meer gaat verdienen. Maar als de prijzen van de producten die je koopt ook stijgen, schiet je daar dan wel iets mee op? Vakbonden willen daarom dat de lonen in ieder geval mee stijgen met de prijzen. En als het kan, willen ze dat de loonstijging hoger is dan de prijsstijging. In deze paragraaf leer je over de koopkracht van het inkomen, het reële en nominale inkomen

1 / 8
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 8 slides, with text slides.

Items in this lesson

4.6 Reëel en nominaal inkomen
Het is natuurlijk leuk als je meer gaat verdienen. Maar als de prijzen van de producten die je koopt ook stijgen, schiet je daar dan wel iets mee op? Vakbonden willen daarom dat de lonen in ieder geval mee stijgen met de prijzen. En als het kan, willen ze dat de loonstijging hoger is dan de prijsstijging. In deze paragraaf leer je over de koopkracht van het inkomen, het reële en nominale inkomen

Slide 1 - Slide


Koopkracht
Bij loononderhandelingen letten vakbonden op de inflatie, want ze willen niet dat werknemers van hun loon minder kunnen kopen dan voorheen. Ze willen het liefst een hogere koopkracht. Daarom vragen de vakbonden meestal een loonstijging die hoger is dan de inflatie. Zo gaan werknemers erop vooruit.

Slide 2 - Slide


Het inkomen in geld
Als je meer of minder geld verdient, verandert je nominale inkomen. Zo noemen economen je inkomen in euro’s. Alle primaire inkomens (dus loon, rente, winst, huur en pacht) van de bevolking bij elkaar opgeteld noemen ze nominaal nationaal inkomen.

Slide 3 - Slide

     Inkomens en inflatie
Bij inflatie moet je meer betalen voor dezelfde aankopen. Dat geeft niet als je inkomen meestijgt met de prijzen. Daardoor kun je de extra uitgaven betalen van je extra inkomen en blijft je koopkracht hetzelfde. Vakbonden willen dan ook ten minste prijscompensatie. De stijging van de nominale lonen is dan gelijk aan de inflatie.

Slide 4 - Slide

Berekenen 
 In formule:
nominale inkomensverandering (%) – inflatie (%) = reële inkomensverandering

Voor een heel land geldt:
verandering nominaal nationaal inkomen (%) – inflatie (%) = verandering reëel nationaal inkomen (%)

Slide 5 - Slide


De koopkracht van het inkomen
De koopkracht van het inkomen wordt ook wel het reële inkomen genoemd. Het reële inkomen stijgt als het nominale inkomen sneller stijgt dan de prijzen. Stel, je wilt de stijging van het reële inkomen weten. Je let dan op het verschil tussen de stijging van het nominale inkomen en de inflatie.

Slide 6 - Slide

Koopkrachtverschillen
De koopkracht ontwikkelt zich voor elke bevolkingsgroep anders. Dat komt vooral door veranderingen in de inkomens. Zo kunnen uitkeringen sterker of juist minder sterk stijgen dan de lonen. 
 Zo wordt de koopkracht van gezinnen met schoolgaande kinderen lager door stijgende schoolkosten. Daar hebben gezinnen zonder schoolgaande kinderen geen last van.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide