10 .1 Kracht en beweging

Wat gebeurt er met de wielrenner als deze stopt met trappen?
A
dan staat de fiets ineens stil
B
dan wordt de snelheid langzaam kleiner
C
dan gaat de fiets met dezelfde snelheid verder
D
dan gaat de fiets achteruit
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wat gebeurt er met de wielrenner als deze stopt met trappen?
A
dan staat de fiets ineens stil
B
dan wordt de snelheid langzaam kleiner
C
dan gaat de fiets met dezelfde snelheid verder
D
dan gaat de fiets achteruit

Slide 1 - Quiz

10.1 - Kracht en Beweging
Om iets in beweging te brengen heb je kracht nodig:
  • Spierkracht
  • Windkracht
  • Waterkracht
  • Veerkracht
  • Zwaartekracht
  • Motorkracht
  • Wrijvingskracht

Slide 2 - Slide

 Wat hoort bij elkaar? 

Fiets
Katapult
Knijprem
Zeilboot
Parachute
Spierkracht
Veerkracht
Windkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht

Slide 3 - Drag question

KRACHTEN TIJDENS HET FIETSEN
KRACHTEN DIE MEEWERKEN:
 Spierkracht (het trappen)
zwaartekracht (berg omlaag) en motorkracht (elektrische fiets)

(WRIJVINGS)KRACHTEN DIE TEGENWERKEN
luchtweerstand (wind tegen), zwaartekracht (berg omhoog) en rolweerstand (de banden over het wegdek)


Slide 4 - Slide

Welke krachten zorgen ervoor dat je VOORUIT gaat als je fietst?
A
luchtweerstand
B
spierkracht
C
rolweerstand
D
motorkracht

Slide 5 - Quiz

Welke krachten geven WEERSTAND als je fietst?
A
rolweerstand
B
zwaartekracht
C
luchtweerstand
D
spierkracht

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

WRIJVINGSKRACHTEN VERKLEINEN


  • Smalle banden
  • Banden goed hard oppompen
  • Aerodynamische vorm (ovale buizen, helm)

Slide 8 - Slide

opwaartse kracht
motorkracht
zwaartekracht
luchtweerstand

Slide 9 - Slide

Welke kracht zorgt ervoor dat de parachutist naar beneden gaat?
A
zwaartekracht
B
windkracht
C
luchtweerstand
D
opwaartse kracht

Slide 10 - Quiz

Waarom gaat bergaf fietsen makkelijker dan bergop?

Slide 11 - Open question

SAMENVATTING BASIS
  • Je kunt voorbeelden van krachten noemen
  • Je weet dat wrijvingskrachten een beweging tegenwerken
  • Je weet dat je met een aerodynamische vorm minder luchtweerstand hebt
  • Je weet welke krachten komen kijken bij het fietsen

(Vanaf hier gaat het verder voor kaderniveau)

Slide 12 - Slide

OVERBRENGINGEN
  • Directe overbrenging (tandwielen)


  • Indirecte overbrengingen (ketting, snaar of tandriem)

Slide 13 - Slide

Als de overbrenging door een snaar, riem of ketting wordt overgebracht, spreek je van een...?
A
Indirecte overbrenging
B
directe overbrenging

Slide 14 - Quiz

aaHoe vaak 
aandrijfwiel

volgwiel

INDIRECTE OVERBRENGING

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

OVERBRENGVERHOUDING 1 : 3 (VERZET)
aaHoe vaak 
aandrijfwiel
30 tanden
volgwiel
10 tanden

Slide 17 - Slide

De overbrengverhouding is 1 : 4
het aandrijfwiel (grootste) draait één keer rond,

Hoeveel keer draait het volgwiel dan rond?
A
40 keer
B
4 keer
C
12 keer
D
10 keer

Slide 18 - Quiz

de overbrengverhouding is 1 : 4
het aandrijfwiel heeft 40 tanden

Hoeveel tanden heeft het volgwiel dan?

A
een kunstgebit
B
40 tanden
C
12 tanden
D
10 tanden

Slide 19 - Quiz

OVERBRENGING IN EEN AUTO?
In een automotor wordt een op-en-neer gaande beweging van de zuiger omgezet naar een ronddraaiende beweging van de krukas. Via de versnellingsbak gaat de ronddraaiende beweging naar de wielen toe. 
De wielen kunnen dan draaien.


op-en-neer noemen we: TRANSLATIE (zuiger)
ronddraaiend noemen we: ROTATIE (krukas)

Slide 20 - Slide

HOE WERKT EEN VERBRANDINGSMOTOR?

Slide 21 - Slide

De zuiger van een motor maakt een roterende beweging.
A
ja, de zuiger maakt een rotatie
B
nee, de zuiger maakt een translatie

Slide 22 - Quiz

SAMENVATTING KADER
  • je weet wat overbrengingen zijn
  • je weet wat een overbrengverhouding is
  • je kunt uitrekenen hoe vaak een tandwiel ronddraait
  • je weet wat een rotatie is
  • je weet wat een translatie is
  • je weet hoe een automotor de wielen laat draaien

Slide 23 - Slide