Les 55 2M3 schooljaar 2024/25 (kw 24)

1 / 39
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hallo Klasse 2M3! 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesen
- Taaltaak Asterix bei den Schweizern
-Landeskunde
- Lesefertigkeit
pagina 11 t/m 31

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
7. Waarom wordt de provinciale penningmeester ziek?

geef een antwoord

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
8. Wat is de naam van de provinciale penningmeester?

a) Miraculix
b) Virus
c) Quästor

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
9. Waarom wordt Miraculix ontboden in het Romeinse paleis?
a) om een toverdrank te maken
b) om de zieke quaestor te helpen
c) om tegen de legionairs te vechten

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
10. Wat is de remedie?
a) een haar
b) een bloem
c) er is er geen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
11. Waar moeten Asterix en Obelix heen?
a) naar Rome
b) naar Galicië
c) naar Helvetia

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
12. Wat gebeurt er als brood in de kaasfondue valt?
a) je wordt gestraft
b) je moet terug naar de achterkant van de rij
c) je moet een ronde overslaan

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
13. Hoe komen Asterix en Obelix in het dorp?
a) zwemmen
b) met de boot
c) over de brug lopen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
14. Waarom denkt de legionair dat Asterix en Obelix in de herberg zijn?
a) de eigenaar heeft het hem verteld
b) door de natte voetafdrukken
c) hij heeft ze gezien

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
15. Wat moeten Asterix en Obelix doen voordat ze zich in een bankkluis mogen verstoppen?
a) geld geven
b) een bankrekening openen
c) bankgeheim zweren

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Pop- Quiz-Bei den Schweizern
Antworten:
7: vergif
8c
9b
10b
11c
12a
14b
15b

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
HAUSAUFGABEN:

Montag, 16 Juni!
Oefentoets

Breng jouw woordenboek D-NL mee.










Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wörterbuch

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

MEERDERE BETEKENISSEN

  • Sommige woorden hebben meerdere betekenissen: gebruik niet de eerste betekenis die in het woordenboek staat, maar kijk of het past in de zin!




Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Moet je alles opzoeken?
Je hoeft niet altijd direct een woord op te zoeken:
Soms kun je het woord 'herkennen', bijvoorbeeld aan: de klank of omdat het op een Nederlands woord lijkt
Soms kun je de betekenis van een woord uit de context halen: Zwei Jungen aus Berlin konnten ihr Haus nicht mehr finden, sie hatten sich verirrt.



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wie funktioniert das Wörterbuch?
1. Alfabet
2. Werkwoordsvormen
3. Meervoudsvormen
4. Samengestelde woorden 
5. Meerdere betekenissen



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: werkwoorden
Het woordenboek laat nooit vervoegingen van werkwoorden zien!
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling en vorm van een werkwoord?
  • Je zoekt het hele werkwoord op in het woordenboek en past dan de werkwoordregels toe. (esttenten-regel en voltooid deelwoordregels)
  • Voorbeeld 'hij loopt': In het woordenboek vind je het hele werkwoord 'lopen' (= 'laufen').

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
Het woordenboek kan op verschillende manieren laten zien of een woord een der, die, of das-woord is.
(Check vooraf goed hoe jouw woordenboek het doet!)

3 Opties:
Achter het woord staat m, v, of o  (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig).
Achter het woord staat m, w, of s (männlich, weiblich, sächlich).
Achter het woord staat der, die of das.



Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
In het woordenboek staan géén meervoudsvormen. Je zoekt dus altijd naar een woord in het enkelvoud! 

bv: Väter     zoek je bij     Vater
      Menschen     zoek je bij     Mensch

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: samengestelde woorden
De meesten samengestelde woorden staan niet in het woordenboek.
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling van een woord?
  • Het is belangrijk dat je de woorden waaruit het woord is opgebouwd uit elkaar kunt halen. Je zoekt dan de betekenissen van de losse woorden op en je vindt de betekenis van het samengestelde woord.
  • Haustür -> Haus + Tür = huisdeur of voordeur
  • Hundenrasse -> Hund + Rasse = hondenras (soort hond)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: meerdere betekenissen 

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen: gebruik niet de eerste betekenis die in het woordenboek staat, maar kijk of het past in de zin/context!

bijvoorbeeld: umfahren

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Zusammengefasst...
In het woordenboek vind je:
  1. of een woord een der, die of das woord is
  2. alleen hele werkwoorden, geen vormen van een werkwoord
  3. alleen enkelvoud, geen meervoud
  4. alleen losse woorden, geen samengestelde woorden

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Pak het woordenboek en zoek de eerste betekenis van dit woord op:
Gegenstand

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Pak het woordenboek en zoek de eerste betekenis van dit woord op:
Einflüsse

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Zet in de goede alfabetische volgorde
Freispruch - freundlich - Frechheit - fressen freisprechen - freuen

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Uit welke twee woorden bestaan het volgende samengestelde zelfstandig naamwoord: Polizeipraktikum

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Hoe zoek je Großstädte op in het woordenboek?
A
Großstädte
B
Groß en Städte
C
Groß en Stadt
D
Groß en Stad

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hele werkwoord van
geflogen
A
geflogen
B
flogen
C
gefliegen
D
fliegen

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hele werkwoord van
genommen
A
genommen
B
nommen
C
nehmen
D
nahmen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Welke woorden zitten in
Krankenhausbett

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Sucht ...
verwandelte
ausgebrannt
mustert
träumte
timer
2:00

Slide 34 - Slide

veranderd, omgetoverd
uitgebrand
scherp aankijken, keuren
droomde
Voor de winst...
  • Wer kehrt das Zimmer?
  • Das ist ein Naturdenkmal.
  • Es gibt dort keine Zivildienst.
  • Das ist ein physikalischer Effect.

Zoek op:  kehrt - Naturdenkmal - Zivildienst - physikalischer
timer
2:30

Slide 35 - Slide

vegen
natuurmonument
vervangende dienst
natuurkundig
Complete Uitdrukkingen!
  • Das kann man nicht auf Pump kaufen.
  • Johann wurde zur Rede gestellt.
  • Er will ihm den Marsch blasen.
Vertaal de zinnen met gebruik van je woordenboek.
timer
3:00

Slide 36 - Slide

op de pof kopen
ter verantwoording roepen
lage mening


Selbstständiges Arbeiten


https://bfu.goethe.de/a2_mod_2MX5/lesen.php

https://duits.net/lezen/

timer
30:00

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

ENDE
 Noch Fragen?

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Tschüss!!!

Slide 39 - Slide

This item has no instructions