Thema 15 - bouwsteen 1 = verwijswoorden en 'er'

Welkom bij Nederlands!
welkom bij
Nederlands
docent: Mevrouw Nogueira
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
welkom bij
Nederlands
docent: Mevrouw Nogueira

Slide 1 - Slide

Wat ga ik doen?
                Vandaag
                Grammatica
                Opdracht

Slide 2 - Slide

DISK Thema 15 - Bouwsteen 1
internet en sociale media

Slide 3 - Slide

DISK Thema 15 
Verwijswoorden 

Slide 4 - Slide

Wat leer je / wat doe je?



* Je weet wat verwijswoorden zijn.
* Je bekijkt en leert van een video over het gebruik van 'er'.
* Je kunt het verwijswoord 'er' zelf goed gebruiken in een zin.
* Je leert verwijswoorden als 'dat / hem / het' gebruiken.

Slide 5 - Slide

Weet je het nog?
Opfrissen d.m.v. Kahoot

Slide 6 - Slide

Hoe gebruik ik ....
er
dat - het - dit
hij - hem
zij - haar

Slide 7 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn (vaak kleine) woorden die terugwijzen naar andere woorden in de zin of in de tekst.

Er zijn verwijswoorden voor een plaats (er, daar),
  • voor een persoon (hem, haar, ze)
  • voor een ding (het, dit, dat)
  • voor een tijd (toen, dan)
Je gebruikt ze om de zinnen korter te maken.


Slide 8 - Slide

Verwijswoord 'er'
er

Slide 9 - Slide

Verander de tweede zin, gebruik ER

Ik ga naar de bakker. Ik koop brood bij de bakker.

Slide 10 - Open question

Verander de tweede zin, gebruik ER

Mijn zus woont in Zwolle. Zij heeft ook werk in Zwolle.

Slide 11 - Open question

Maak de tweede zin, gebruik ER
De jongen maakt 5 lessen van Engels.
Hij maakt ......

Slide 12 - Open question

Maak de tweede zin, gebruik ER
Zij heeft weinig leuke broeken.
Zij heeft ......

Slide 13 - Open question

Maak de tweede zin, gebruik ER
Ik heb naar de film gekeken.
Ik heb ......

Slide 14 - Open question

Maak de tweede zin, gebruik ER
Mijn pen ligt op tafel.
Mijn pen ....

Slide 15 - Open question

Maak de volgende zin goed:

iemand loopt op straat er.

Slide 16 - Open question

Maak de volgende zin goed:

een muis in ons lokaal er zit

Slide 17 - Open question

Verwijswoorden




we bekijken de video

hij / hem
zij / haar

het / dat / dit

Slide 18 - Slide


Ik heb een nieuwe kast.
... is erg mooi.
A
hij
B
het
C
ze

Slide 19 - Quiz

Wat een mooi boek!
Waar heb je ... gekocht?
A
ze
B
het
C
hij

Slide 20 - Quiz

Ik heb een klein zusje.
Ik vind ..... erg lief.
A
hem
B
haar
C
zij
D
het

Slide 21 - Quiz

Ik heb nieuwe lampen.
... zijn erg mooi.
A
dat
B
het
C
hij
D
ze

Slide 22 - Quiz

Ik heb leuk werk.
... doe ik al twee jaar!
A
hij
B
zij
C
dit
D
die

Slide 23 - Quiz

Het raam is kapot.
Ik moet ... vervangen
A
hem
B
ze
C
hij
D
het

Slide 24 - Quiz

Mijn broer is ziek.
.... moet even naar de dokter.
A
wij
B
jij
C
haar
D
hij

Slide 25 - Quiz

Ik zie veel auto's en bussen.
.... is heel druk op straat.
A
het
B
dat
C
die
D
ze

Slide 26 - Quiz

Nu zelf oefenen

NT 2 taalmenu - verwijswoorden 

open je LessonUp en 
klik op bovenstaande link  


Slide 27 - Slide

Ga naar DISK - Bouwsteen 1

Slide 28 - Slide

Ga naar DISK - Bouwsteen 2 en 3

Slide 29 - Slide



Twee vragen 
op de volgende dia's
Evaluatie

Slide 30 - Slide

Dit heb ik geleerd en begrijp ik al (heel) goed:

Slide 31 - Open question

Dit heb ik geleerd en begrijp ik nog niet goed:

Slide 32 - Open question